Het standpunt dat belastingaanslagen in strijd zijn met artikel 94 van de Grondwet, internationale verdragen en de Universele verklaring van de rechten van de mens (UVRM), vindt geen steun in het recht, zo blijkt nog maar eens uit een uitspraak van Rechtbank Noord-Holland.
De in de zaak door de eiser genoemde rechten omvatten niet de vrijheid om op grond van soevereinititeitsgevoelens te weigeren belasting te betalen noch rechtvaardigen die gevoelens het bestaan aan te nemen van een rechtsregel of rechtsbeginsel waarvoor de toepassing van de fiscale wetgeving zou moeten wijken . Evenmin is het aan de belastingplichtige om – in overeenstemming met zijn overtuiging – te bepalen voor welke overheidsuitgaven hij belasting zal betalen (vgl. Hoge Raad 26 april 2000, nr. 33 734, LJN AA5618). Voor zover eiser zich zelfstandig beroept op de UVRM, geldt dat dit geen verdrag is en evenmin is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 94 van de Grondwet van een volkenrechtelijke organisatie (Hoge Raad 7 november 1984, BNB 1985/43), zodat die beroepsgrond reeds daarom faalt. Eisers stelling dat geen aanslagen aan hem kunnen worden opgelegd, en dat de Belastingdienst niet gerechtigd is om hem een uitnodiging tot het doen van aangifte toe te zenden, omdat hij geen overeenkomst met de Staat heeft gesloten, vindt voorts geen steun in het recht.
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland, 16 augustus 2013 (gepubliceerd 14 november 2013), ECLI:NL:RBNHO:2013:10915
Geef een reactie