Het in de belastingheffing betrekken van verhogingen van WIA- en Wajong-uitkeringen is niet in strijd met wet- en regelgeving. De negatieve gevolgen van een hoger verzamelinkomen op inkomensafhankelijke toeslagen kunnen voor bepaalde belastingplichtigen echter leiden tot een individuele en buitensporige last.
Een vrouw was bedlegerig door onder meer een bindweefselaandoening, reuma en de ziekte van Crohn en had dagelijks intensieve verpleegkundige zorg nodig. Vanwege haar arbeidsongeschiktheid ontving de vrouw uitkeringen (WIA en Wajong). Door haar hulpbehoevendheid had ze bovendien recht op extra verhogingen van die uitkeringen. Ook ontving ze in 2014 nog een nabetaling die betrekking had op voorgaande jaren. Hierdoor was het verzamelinkomen van de vrouw in 2014 hoger geworden wat nadelige gevolgen had voor haar rechten op inkomensafhankelijke toeslagen.
Financieel nadeel
In hoger beroep bij Hof Arnhem-Leeuwarden neemt de vrouw de stelling in dat het belasten van de WIA-uitkering en de Wajong-uitkering en de verhogingen in haar specifieke geval haar grondrechten aantast, in strijd is met de grondwet. Het hof is het met de rechtbank eens dat het belasten van de uitkeringen volledig in overeenstemming met de wet is. De vrouw heeft echter meerdere malen gesteld dat de verhogingen van de uitkeringen, die bedoeld zijn als vergoeding voor concrete uitgaven vanwege ziekte of handicap, het tegenovergestelde effect bereiken. Ze zou beter af zijn zonder dan met die verhogingen. De vrouw heeft gesteld dat dit negatieve inkomenseffect in strijd is met haar grondrechten en heeft zich beroepen op de grondwet. Het hof toetst daarom of de effecten van wet- en regelgeving strijdig zijn met verdragsrechtelijke bepalingen. Dat is niet het geval. De wetgever heeft in overeenstemming met Europees verdragsrechtelijke bepalingen gehandeld door de verhoging van de uitkeringen voor de heffing van loon- en inkomstenbelasting niet vrij te stellen. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat ‘de verhoging alleen [wordt] gegeven aan cliënten die deze voorziening ook echt nodig hebben. Dat laat echter onverlet dat deze keuze van de wetgever voor een bepaalde belastingplichtige kan leiden tot een individuele en buitensporige last. Daarvan is in dit geval sprake. De keuze van de wetgever brengt voor de vrouw immers mee dat de verhoging van haar inkomen leidt tot een financieel nadeel. Door het systeem van de wet kan de vrouw beter niet als wel voor een verhoging kiezen. Daarom is voor de vrouw sprake van een individuele en buitensporige last. Het hof biedt rechtsherstel door het vaststellen van het belastbaar inkomen uit werk en woning en het verzamelinkomen op een lager bedrag.
Wet: art. 3.1, 3.81 Wet IB 2001, art. 53 Wet WIA en art. 3:9 Wet Wajong
Meer informatie: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 12 november 2019 (gepubliceerd 22 november 2019), ECLI:NL:GHARL:2019:9668
Geef een reactie