Voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet geldt een bezitstermijn van vijf jaar. Wordt voor een juridische splitsing middellijk 49% meer dan vijf jaar in alle deelnemingen gehouden en na die splitsing 100% middellijk in een bepaalde deelneming gehouden? Dan geldt de bedrijfsopvolgingsregeling bij middellijke schenking van die deelneming slechts voor 49%.
Moeder bezat via haar houdstervennootschap (E B.V.) 49% van de aandelen in een tussenhoudster (D B.V.) Een derde B.V. had het resterende belang van 51% in D. B.V. Laatstgenoemde B.V. had diverse deelnemingen met als activiteiten het exploiteren van hoorcentra (hierna deelnemingen ‘Horen’) en van optiekcentra (hierna: deelnemingen ‘Zien’). In 2011 vond een herstructurering plaats. D B.V. werd gesplitst in twee B.V.’s, D1 B.V. en D2 B.V. De houdster van Moeder, E B.V., kreeg de aandelen in D2 B.V. Deze B.V. kreeg het volledige belang in de deelnemingen ‘Horen’. Tot deze deelnemingen behoorden ook de deelneming in C B.V. en het aan die B.V. ter beschikking gestelde bedrijfspand. In 2012 richtte de moeder B B.V. op en die nam de deelneming in C B.V. en het bedrijfspand over van D2 B.V. Moeder schonk vervolgens in 2013 de aandelen B B.V. aan haar zoon.
Juridische splitsing
Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of moeder en zoon de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet volledig kunnen toepassen of voor 49%. De rechtbank overweegt dat de bewoordingen van de BOR duiden op een objectieve onderneming of een gedeelte ervan en door de verwijzing naar het ondernemingsbegrip in de Wet IB 2001 er sprake kan zijn van meerdere objectieve ondernemingen. De deelnemingen ‘Horen’ en de deelnemingen ‘Zien’ zijn volgens de rechtbank twee objectieve ondernemingen. De tekst van de bepalingen van de BOR leiden tot de conclusie dat voor elke objectieve onderneming of een gedeelte ervan de bezitseis afzonderlijk moet worden toegepast, ook bij een juridische splitsing. De rechtbank stelt vast dat voor de herstructurering in 2011 moeder een middellijk belang had in de deelneming C B.V. ( ‘Horen’) en het bedrijfspand van 49%. Door de juridische splitsing in 2011 heeft moeder het 100% middellijk belang gekregen. Hierdoor heeft moeder een middellijk belang in een gedeelte van een onderneming van 51% erbij gekregen. Voor die 51% gaat een nieuwe bezitstermijn van vijf jaar lopen en die termijn was ten tijde van de schenking nog niet voorbij. Voor de schenking kunnen moeder en zoon daarom voor 49% een beroep doen op de BOR.
Wet: art. 35b, 35c en 35d SW 1956, art. 9 UR S&E en art. 3.2 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant 20 juni 2019 (gepubliceerd 26 november 2019), ECLI:NL:RBZWB:2019:3757
Geef een reactie