Belast als resultaat uit overige werkzaamheid is onder meer het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat. Denk daarbij aan het uitponden van onroerende zaken of het aanwenden van voorkennis, of daarmee vergelijkbare bijzondere vormen van kennis.
Een adviseur had een cliënt die in financiële moeilijkheden was komen te verkeren. Deze cliënt was (indirect) in bezit van twee panden. Een van de panden verhuurde hij aan een bank en het andere pand aan zijn moeder (hierna: de moeder). De cliënt wilde zijn liquiditeitspositie verbeteren door de twee panden te verkopen. De adviseur tipte een vriend dat de cliënt twee panden wilde verkopen. Die vriend kocht voor een bedrag van € 137.500 de twee panden gezamenlijk. Daarvan had € 47.500 betrekking op het aan de moeder verhuurd pand en € 90.000 op het aan de bank verhuurd pand. Kort na aankoop van het aan de moeder verhuurde pand, is zij overleden. Enige korte tijd later verkocht de vriend het pand voor € 102.000. De Belastingdienst stelt dat het behaalde resultaat bij verkoop van het pand voor de vriend belast is.
Onbelaste vriendendienst
Rechtbank Gelderland concludeert dat de inspecteur niet heeft aangetoond dat de vriend voor wat betreft de aankoop van het pand van moeder over voorkennis beschikte of vergelijkbare bijzondere kennis. Dus is geen sprake van belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden. De rechtbank komt tot het oordeel onder meer vanwege het feit dat de vriend over minder informatie beschikt dan de adviseur en de kennis van de adviseur niet kan worden toegerekend aan de vriend. Die vriend is op de hoogte van de financiële problemen van de cliënt, maar niet van de ernst van de problemen. Ook het feit dat de vriend weet dat moeder het pand huurde, is niet een feit van bijzondere kennis. De inspecteur heeft niet aannemelijk kunnen maken dat de vriend heeft geweten dat de moeder terminaal ziek was. Bovendien al zou de vriend de bedoeling hebben gehad het pand snel te verkopen, dan nog wist hij niet hoe lang moeder zou leven en wat hij voor het pand had kunnen krijgen, zolang de moeder in het pand woonde.
Wet: art. 3.91 lid 1 letter c Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Gelderland 20 september 2019 (gepubliceerd 27 november 2019), ECLI:NL:RBGEL:2019:4232
Geef een reactie