Onder bepaalde omstandigheden vindt bij inschrijving van een auto met een buitenlands kenteken in Nederland een tijdsevenredige heffing van BPM plaats. De Hoge Raad oordeelt dat de Belastingdienst niet is verplicht om deze manier van BPM berekenen altijd te hanteren. Dit beperkt de mogelijkheden voor het opeisen van Irimierente.
Het komt in de praktijk voor dat een fiscale autoriteit binnen de EU feitelijk belasting heft terwijl dat volgens het Unierecht niet is toegestaan. In dat geval kan de desbetreffende belastingdienst niet volstaan met de terugbetaling van de geheven belasting. De belastingplichtige heeft ook recht op een rentevergoeding, de zogeheten Irimierente. Zie ook ‘Fiscus moet Irimierente vergoeden na herinvoer auto’ en ‘Wacht met beroep tegen Irimierente tot de beschikking’. In Nederland hebben de Irimiezaken nogal eens betrekking op de BPM.
B.V. eist Irimierente op
Onlangs had een Nederlandse B.V Irimierente gevorderd in een zaak voor de Hoge Raad. Deze B.V. had op 8 januari 2014 een auto uit België op haar naam geregistreerd in het Nederlandse kentekenregister. Op 23 juni 2014 kwam deze tenaamstelling te vervallen omdat de B.V. de auto naar Duitsland overbracht. Vervolgens kreeg de B.V. een groot deel van de bij registratie geheven BPM terug. Maar zij wilde ook een vergoeding van Irimierente. De B.V. verwees daarvoor naar de situatie waarin een Nederlands(e) persoon of lichaam van een persoon/lichaam uit een andere lidstaat de beschikking krijgt van een auto die in die andere lidstaat is ingeschreven in het kentekenregister. Als deze terbeschikkingstelling hooguit vier jaar duurt, moet een tijdsevenredige heffing plaatsvinden. Dit gebeurt door op voorhand BPM te verrekenen. De B.V. stelt dat in haar geval ook op voorhand zo’n verrekening had moeten plaatsvinden.
Geen voorgeschreven maatregel
De Hoge Raad verwerpt het standpunt van de B.V. Het Unierecht verbiedt alleen dat lidstaten producten uit andere lidstaten hoger belasten dan nationale producten. De lidstaten hoeven dit doel niet uitsluitend te realiseren met een tijdsevenredige heffing. Dat de Belastingdienst de tijdsevenredige methode niet in alle gevallen toepast, betekent nog niet dat binnenlandse en buitenlandse producten ongelijk worden behandeld. De Hoge Raad constateert dat de BPM-heffing bij invoer niet in strijd was met het Unierecht. Daardoor heeft de B.V. geen recht op een vergoeding van Irimierente.
Wet: art. 14a en 14b Wet BPM 1992 en art. 30ha, eerste lid AWR
Bron: Hoge Raad 13 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1951, 18/04153
Geef een reactie