Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen heeft onlangs twee nieuwe V&A-besluiten inzake pensioen gepubliceerd. V&A 19-010 heeft betrekking op de vraag of de door een werknemer aan een beroepspensioenfonds betaalde pensioenpremie in de aangifte IB als negatief loon kan worden opgenomen.
In V&A 19-008 wordt antwoord gegeven op de vraag van welke voor 2025 geldende AOW-leeftijd kan worden uitgegaan voor de periode van vijf jaar vóór de AOW-leeftijd waarin de pensioenuitkeringen vervroegd kunnen ingaan terwijl de werknemer doorwerkt.
V&A 19-010
In een aantal situaties betalen werknemers die deelnemen aan de pensioenregeling van een beroepspensioenfonds zelf de pensioenpremie aan dat fonds. Deze premie komt dan niet in mindering op het in de loonheffing betrokken loon uit de dienstbetrekking. Ook krijgen deze werknemers geen vergoeding van de werkgever voor de betaalde pensioenpremie. In een nieuw V&A-besluit geeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen aan dat de werknemer de betaalde pensioenpremie in de aangifte inkomstenbelasting als negatief loon kan opnemen. Voorwaarde is wel dat de pensioenregeling waarvoor de premie is betaald, blijft binnen de grenzen die zijn opgenomen in de Wet op de loonbelasting 1964 (hoofdstuk IIB en VIII) en de daarop gebaseerde regelgeving.
Krijgt de werknemer voor de aan het beroepspensioenfonds betaalde pensioenpremie een vergoeding van de werkgever, dan behoort deze vergoeding tot het loon uit de dienstbetrekking. De werknemer kan de betaalde pensioenpremie vervolgens als negatief loon opnemen in de aangifte IB. De door een ondernemer voor de deelname aan een beroepspensioenregeling betaalde pensioenpremie kan met inachtneming van de regels van art. 3.18 Wet IB 2001 in aftrek worden gebracht bij het bepalen van de winst uit onderneming.
V&A 19-008
Een werknemer wil de uitkeringen van het ouderdomspensioen op zijn 62ste verjaardag (1 december 2020) vervroegd laten ingaan. De werknemer wil blijven werken na de vervroegde ingang van de pensioenuitkeringen. Kan de werkgever, met gebruikmaking van de tegemoetkoming van onderdeel 6 van het Verzamelbesluit pensioenen (Stcrt. 2018, 68653), zijn pensioen vervroegd laten ingaan? Volgens het besluit is dit mogelijk. In zijn brief van 1 november 2019 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven dat de AOW-leeftijd na het verwerken van de in het pensioenakkoord van 5 juni 2019 over de AOW-leeftijd gemaakte afspraken, ook in 2025 op 67 jaar zal worden vastgesteld.
Op de beoogde vervroegde ingangsdatum van de pensioenuitkeringen is de werknemer 62 jaar. Bij de vervroegde ingang van het pensioen heeft hij dus de leeftijd bereikt die vijf jaar lager is dan de voor de hem geldende AOW-leeftijd. De werknemer voldoet bij de vervroegde ingang van de pensioenuitkeringen aan de voorwaarden van de tegemoetkoming van onderdeel 6 van het Verzamelbesluit pensioenen.
Meer informatie:
Centraal Aanspreekpunt Pensioenen 11 december 2019, V&A 19-010 en 17 december 2019, V&A 19-008; MvF 11 december 2019, nr. 2018-28514 (Stcrt. 2018, 68653); TK 2019-2020, 32163, nr. 48
Wet: art. 3.18 Wet IB 2001; art. 18 e.v. Wet LB 1964
Geef een reactie