Het wetsvoorstel ‘Excessief lenen van de eigen B.V.’ wordt in maart/april 2020 naar de Tweede Kamer gestuurd. Dr. Dick Molenaar is benieuwd want er was veel kritiek op het conceptwetsvoorstel waarover in maart 2019 een internetconsultatie plaatsvond. Wat gaat er uit de ‘black box’ van Financiën komen, hebben ze zich er iets van aangetrokken? In deze Opinie deelt Dick Molenaar zijn ervaringen en ideeën; misschien kunnen ze nog mee in de overwegingen.
De kwestie dat dga’s geld uit hun B.V. halen zonder daarover fiscaal af te rekenen is behoorlijk groot. In zijn artikel ‘Relatieve schijnleningen aan aandeelhouders’ schatte drs. H.J. Meijer het aantal B.V.’s waarbij dit toen speelde op 100.000. Bij een gemiddelde schuldpositie per B.V. van € 100.000 betekent dit een totaal van maar liefst € 10 miljard. Maar uit de antwoorden van 17 december 2019 op een WOB-verzoek blijkt dat het om veel meer gaat, want in 2015 hadden 225.000 B.V.’s een rekening-courant (RC-)verhouding met de dga met een totale schuld van € 51 miljard. Dit betekent een groot latent belastingbelang, met name tegen het tarief van box 2, maar soms ook tegen de tarieven van box 1 als pensioen- en eventuele stamrechtverplichtingen niet meer na te komen zouden zijn.
Als het gaat om onttrekkingen voor de eigen woning, een tweede huis, verhuurd onroerend goed, andere beleggingen, auto’s en meer reële zaken, hoort er geen fiscaal probleem te zijn. Dat was ook de grootste kritiek in de internetconsultatie, want in het conceptwetsvoorstel werd alleen een uitzondering gemaakt voor de eigen woning. Fout; voor reële leningen kan een overeenkomst worden gemaakt, eventuele zekerheid worden gesteld en een redelijke rente worden betaald, zoals een bank of andere geldschieter dat zou verlangen.
Het probleem zit natuurlijk bij de onttrekkingen voor consumptieve uitgaven, dus geld dat gewoon wordt opgemaakt. Daarvoor is een overeenkomst van geldlening eigenlijk onzin, want dat geld komt nooit meer terug. Dus zou de dga met een dividenduitkering moeten afrekenen, maar dat gebeurt heel vaak niet. Soms is dat onwil, maar in veel gevallen is het (semi-)onwetendheid omdat de jaarstukken van de bv pas laat opgemaakt worden en de adviseur de dga niet aanspoort om af te rekenen over de ongedekte RC-schuld. Zo kan die schuld oplopen tot tonnen of zelfs miljoenen zonder dat er belasting betaald wordt.
Rente
Een onderdeel van het probleem is de rente die berekend moet worden over de RC-schuld. Variërend van 1,5% tot 5% boven Euribor, afhankelijk van de inschatting van het risico voor de geldlener, en dat telt bij een aanzienlijke RC-schuld behoorlijk op. Ik had onlangs twee gesprekken met potentiële nieuwe cliënten, die beiden hun RC-schuld de afgelopen vijf jaar met circa € 200.000 hadden zien stijgen tot boven de € 500.000, en daarvan was alleen al de rente over die vijf jaar ongeveer € 75.000 per persoon.
De rente is direct belastbaar in de B.V. en kost dus VPB, maar is in privé niet aftrekbaar. Later moet er dividend worden uitgekeerd om de rente mee te verrekenen en dat kost nog eens IB (met brutering). Bij elkaar 40 à 45% belastingheffing, alleen al over de rentebijschrijving, waar je concreet niets wijzer van bent geworden omdat er niets van buiten is binnengekomen.
Bij een onttrekking voor reële zaken is de rente minder erg, mits het rendement op de privébeleggingen hoger is dan het rentepercentage op de lening van de bv, want dan verschuift een deel van dat rendement naar de bv (en wordt daar belast als rente). En bij een lening voor de eigen woning kost het zelfs niets, want dan kan het salaris verhoogd worden om in de B.V. én in privé op nul uit te komen. Het is dus vooral een probleem voor een ongedekte RC-schuld voor consumptieve uitgaven.
Verkapt dividend
Deze kwestie bestaat natuurlijk al heel lang, en de Belastingdienst is bij controles of bij de beoordeling van VPB- en IB-aangiftes al vaak op ontspoorde RC-schulden gestuit. Dat heeft geleid tot rechterlijke uitspraken waarin de RC-schuld als verkapt dividend werd aangemerkt. Belangrijke argumenten daarvoor waren dat er geen schriftelijke overeenkomst was opgesteld, er geen aflossingsschema was, er geen zekerheden waren gesteld en dat de rente niet werd betaald maar bij de schuld werd opgeteld.
Maar wat de Belastingdienst kan, is voor de dga omgekeerd ook mogelijk, namelijk zelf stellen dat een oude negatieve RC-stand al eerder dividend had moeten zijn. Zeker als er over dat oudere jaar niet meer kan worden nagevorderd, maar dat tijdstip moet dan wel vijf jaar + termijn van uitstel van aangifte = zes jaar en vier maanden terug liggen. In het WFR-artikel van 2015 ging Meijer daar vooral op in, maar in 2018 heeft hij dit wel genuanceerd. Dat kwam mede omdat de Belastingdienst in februari 2016 had laten weten stevig tegengas te zullen geven als een dga zoiets zou gaan doen in zijn aangifte. Dit staat ook in de stukken die op 14 maart 2018 zijn gepubliceerd na een WOB-verzoek. Een opsteker voor de Belastingdienst is te vinden in een recente uitspraak van Rechtbank Noord-Holland dat er geen oud en verjaard verkapt dividend is geweest als de bv en de dga de RC-schuld telkens als een lening hebben aangemerkt en er behalve opnames ook terugbetalingen zijn geweest. De rechtbank vond dat de civielrechtelijke werkelijkheid voor moest gaan op de fiscale beoordeling.
Mijn benadering
Ik vind dat je belasting moet betalen als je geld uit je B.V. haalt en consumptief besteedt. Niet als je het leent voor je eigen woning of voor andere beleggingen met een reële waarde, waardoor latere terugbetaling goed mogelijk is, maar wel als het opgaat aan boodschappen, vakanties, feesten, partijen, leuke dingen of misschien onzinnige bestedingen.
Al jaren adviseer ik succesvolle artiesten, televisiepersoonlijkheden en andere creatieve mensen die gebruikmaken van een besloten vennootschap. We stellen dan een salaris vast, en als dat niet genoeg is om de privé-uitgaven mee te dekken, boeken we het extra op de RC bij de B.V. Zo’n schuld is niet lekker, vond ik al snel, want je moet er rente over rekenen die belasting kost, én ergens komt het moment van de fiscale afrekening. Beter is het om jaarlijks met een dividenduitkering belasting te betalen over het extra opgenomen geld. Eerst deden we dat bij de bespreking van de jaarcijfers, maar daarmee liepen we telkens een jaar achter, en omdat het stevige bedragen waren, zijn we interim-dividenduitkeringen per kwartaal gaan doen. Die dempen al gedurende het jaar de rekening-courantschuld en de belastingbetaling wordt in beter behapbare porties verdeeld. Een prima systeem om de rekening-courantschuld aan het eind van het jaar laag te houden, maar je moet als adviseur wel actief zijn en het niet een jaartje (of meer) laten versloffen. Helaas zie ik dat anderen dat wel doen, en dan kan zo’n RC-schuld exploderen tot een hoogte waarvan je pijn in je ogen krijgt.
Moet er wel een wet komen?
Het heeft mij eerlijk gezegd verbaasd dat er een conceptwetsvoorstel werd gepresenteerd in maart 2019. Een wet is volgens mij niet nodig als de Belastingdienst gewoon zou handhaven. De middelen zijn daarvoor al aanwezig, want in de VPB-aangifte moet van de dga vermeld worden hoeveel hij van c.q. aan zijn bv heeft geleend en hoeveel rente daarop berekend is. Als dat naast de IB-aangifte van diezelfde dga gelegd wordt, kan de RC-schuld al goed in beeld worden gebracht. Vragenbrief eruit, informatie krijgen en vervolgens vertellen hoe die RC-schuld afgebouwd moet worden en blijven. Die actie gaat ook gebeuren, heb ik begrepen uit het Jaarplan Belastingdienst 2020.
Zelf heb ik het meegemaakt bij een cliënt die ik helaas iets minder in de hand had de afgelopen jaren. Stilletjes liep zijn RC-schuld op naar boven de € 500.000, en de vragenbrief van de Belastingdienst vond ik dan ook heel begrijpelijk. Een goede steun voor ons eigen plan om de RC-schuld zo veel mogelijk terug te brengen.
Maar kan de Belastingdienst wel handhaven?
Is er wel voldoende menskracht voor de handhaving? Ongeacht of er een nieuwe wet komt? Als ik het Jaarplan 2020 en andere stukken over het toezichtsbeleid lees, geloof ik daar niet echt in. De inzet is erop gericht dat burgers en bedrijven zo veel mogelijk zelf de belastingregels naleven, en daadwerkelijk controleren komt pas later in de stukken. Er wordt ook erkend dat niet alle aangiften gecontroleerd kunnen worden, en dat is logisch, maar als ik naar de jaarlijks afnemende aantallen controles kijk, maak ik me er wel zorgen over. De gerichte, selectieve benadering is wel terug te zien in de toename van vragenbrieven, maar dat is veel beperkter dan een echte controle. Al kan het bij het verminderen van de RC-schulden wel een geschikt toezichts- en handhavingsmiddel zijn als je er genoeg mensen voor hebt.
Ook uit de antwoorden van 17 december 2019 op het WOB-verzoek blijkt dat de Belastingdienst moeite heeft met handhaven, soms ook omdat de bv en/of de dga geen geld meer hebben/heeft of omdat de te hoge levensstandaard van de dga heel moeilijk terug te draaien valt. Maar het lijkt er ook vooral op dat er te weinig belastingmedewerkers zijn om deze kwestie aan te pakken.
Tot slot
De RC-schulden van dga’s bij hun B.V. zijn een belangrijke kwestie, waarvoor de oplossing van twee kanten moet komen. Enerzijds van de Belastingdienst, die de aangiften meer en eerder moet gaan controleren, en anderzijds van de adviseurs, die hun cliënten beter moeten gaan adviseren. Een wet met een duidelijk maximum voor ongedekte consumptieve RC-schulden kan daarbij wel helpen, want dan voelt de adviseur zich meer aangesproken, zeker vanwege de kans op boetes. Dit kan worden ondersteund met bepalingen over de hoogte van de rente op de diverse leningen die een dga kan hebben, gerelateerd aan de Euribor, en over de aflossingsverplichtingen. Maar dan moet de Belastingdienst wel meer menskracht krijgen om te handhaven, want met de huidige capaciteit gaat dat niet lukken, zoals blijkt uit de antwoorden van 17 december 2019 op het WOB-verzoek.
Voor de adviseurs vind ik dat een actievere benadering van RC-schulden past in hun reeds bestaande zorgplicht. De fiscaal kostbare rente op een consumptieve RC-schuld, maar ook de afrekening die een keer komt zijn voldoende redenen om zich niet achter de eigen wil van de cliënt te verschuilen, maar actief tot aanpak over te gaan. Niet wachten tot de cliënt door de fiscus tot de orde wordt geroepen, maar zelf de durf hebben om de cliënt te laten afrekenen. De cliënt weet dan veel beter waar hij financieel aan toe is en heeft een geruster leven.
Nog een kleinigheid
Bij dividenduitkeringen is het vervelend dat de inhouding van dividendbelasting slechts 15% is, waarna de dga zelf nog 10% IB moet betalen om tot het totaal van 25% te komen. Om stevig bijbetalen achteraf te voorkomen moet je dus naast de aangifte dividendbelasting ook een voorlopige aanslag inkomstenbelasting aanvragen. Heel omslachtig; het is al niet leuk, maar het is ook niet makkelijk. Toen het tarief van de dividendbelasting jaren geleden omlaag ging naar 15%, heb ik nog wel geprobeerd om toch 25% te laten afdragen, maar dat werd gewoon teruggestort door de Belastingdienst, wilde men niet hebben, want het was niet volgens de regels.
Het is een kleinigheid, maar ik pleit ervoor dat het ministerie van Financiën het mogelijk maakt om vrijwillig de verschuldigde IB geheel als dividendbelasting af te kunnen dragen. Deze kleine aanpassing van de aangifte dividendbelasting maakt het makkelijker om de RC-schulden te verminderen.
Dr. Dick Molenaar werkt bij All Arts Belastingadviseurs en is als gastonderzoeker verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Deze opinie is eerder verschenen in NTFR.
Uitgelicht: Eenmanszaak of BV
Vanuit een praktische en wetenschappelijke invalshoek behandelt Taxence het laatste nieuws op het gebied van Eenmanszaak of B.V. U leest prikkelende blogs en opinies, vaktechnische commentaren en inspirerende artikelen waarmee we de complexe regelgeving voor u inzichtelijk maken. Daarnaast bieden we u gratis diverse hulpmiddelen als rekentools, modelcontracten en stroomschema’s.
Nieuwsgierig? Neem een kijkje op www.taxence.nl/eenmanszaakofbv
Geef een reactie