Als een rechtspersoon ervoor kiest om maar één bevoegd bestuurder te hebben, wordt de kennis van deze bestuurder in principe ook toegerekend aan de rechtspersoon. Dit is van belang voor de verjaringstermijn voor een vernietiging van een onverschuldigde betaling.
In een recente zaak voor Rechtbank Rotterdam vorderde een stichting een bedrag van € 50.000 terug van de ontvanger van de belastingen. Volgens de stichter had haar vorige bestuurder dit bedrag op 29 april 2013 onverschuldigd betaald aan de ontvanger. De betaling vloeide namelijk voort uit een vaststellingsovereenkomst tussen de bestuurder als persoon en de fiscus. Maar tussen de stichting en de Belastingdienst bestond geen rechtsverhouding. Bovendien nam de stichting subsidiaire standpunten in. De stichting stelde namelijk ook dat de ontvanger zich met de betaling ongerechtvaardigd had verrijkt. Hoe dan ook meende de stichting de betaling te kunnen vernietigen.
Verjaring van rechtsvordering
Maar de ontvanger stelde dat de rechtsvordering van de stichting was verjaard. In het geval van onverschuldigde betaling geldt namelijk een verjaringstermijn van vijf jaar. Dezelfde termijn geldt bij ongerechtvaardigde verrijking. Om de betaling te kunnen vernietigen had de stichting zelfs maar drie jaar de tijd. De stichting wierp echter tegen dat de verjaringstermijnen niet waren ingegaan op 30 april 2013, maar op 18 oktober 2017. Op die datum was namelijk een nieuwe bestuurder aangetreden.
Stichting was bekend met betaling
De rechtbank is het oneens met de stichting, omdat haar oud-bestuurder zich bewust was van de betaling. En deze bewustheid moet men toerekenen aan de stichting. Dat de oud-bestuurder kwaadwillend was en zijn eigen belangen diende, komt voor rekening van de stichting. Het was immers haar keuze om maar één zelfstandig bevoegde bestuurder te hebben. Omdat alle rechtsvorderingen van de stichting zijn verjaard, wijst de rechtbank deze vorderingen af.
Wet: art. 2:7, 3:52, eerste lid, onderdeel d, 3:309 en 3:310 BW
Geef een reactie