Wie opzettelijk een onjuiste of onvolledige bij wet geregelde belastingaangifte indient, riskeert strafvervolging. Maar de Hoge Raad oordeelt dat alleen een aangifteplichtige of zijn vertegenwoordiger dit specifieke strafbare feit kan begaan.
Een man was de administrateur van de eenmanszaak van zijn echtgenote. In dit kader had hij aangiftes omzetbelasting ingediend. Het Openbaar Ministerie (OM) beschuldigde de man ervan dat hij aangiftefraude had gepleegd. Met aangiftefraude wordt hier bedoeld het opzettelijk indienen van een onjuiste of onvolledige aangifte. Daarbij moet het gaan om een aangifte die door een belastingwet is geregeld. De Hoge Raad haalt uit deze beschrijving dat alleen de aangifteplichtige of zijn vertegenwoordiger aangiftefraude kan plegen. De man was alleen maar de administrateur van de eenmanszaak. Daarom spreekt de Hoge Raad hem vrij van het ten laste gelegde.
Valsheid in geschrifte
De Hoge Raad merkt nog op dat de wet wel mogelijkheden biedt om iemand die anders dan als pleger betrokken is bij aangiftefraude strafrechtelijk te vervolgen. Maar dan moet sprake zijn van een ander strafbaar feit: valsheid in geschrifte. Het OM moet dan ook de verdachte valsheid in geschrifte ten laste leggen.
Wet: art. 8, 42, 43, 44 en 69, tweede, derde en vierde lid AWR
Bron: Hoge Raad 28 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:121, 19/00182
Geef een reactie