Als een stichting of een vereniging met een onderneming nog geen vijf jaar bestaat, kan zij normaal gesproken alleen zijn vrijgesteld als haar winst hooguit € 15.000 bedraagt.
Stichtingen en verenigingen in de vennootschapsbelasting
Stichtingen en verenigingen zijn niet zonder meer belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 merkt de volgende stichtingen en/of verenigingen nadrukkelijk aan als belastingplichtigen:
- verenigingen op coöperatieve grondslag;
- verenigingen die op onderlinge grondslag optreden als verzekeraar of bank; en
- verenigingen en stichtingen die op de grond van de Woningwet bij koninklijk besluit zijn toegelaten als instellingen die werkzaam zijn in het belang van de volkshuisvesting.
Deze stichtingen en verenigingen worden geacht met hun hele vermogen hun onderneming te drijven.
Belastingplicht gekoppeld aan onderneming
Andere verenigingen en stichtingen zijn alleen vennootschapsbelastingplichtig als en voor zover zij een onderneming drijven. Dit geldt zowel voor binnenlandse als buitenlandse stichtingen en verenigingen. De volgende werkzaamheden tellen in dit verband als ondernemingswerkzaamheden:
- een werkzaamheid die uiterlijk overeenkomt met een ondernemingsactiviteit. Met deze werkzaamheid treedt de stichting of de vereniging bovendien in concurrentie met ondernemers die vallen onder een winstbelasting;
- werkzaamheden die bestaan uit de verzorging van inkomensvoorzieningen voor (ex-)werknemers, hun (ex-)partners en/of hun (pleeg)kinderen. Bij inkomensvoorziening moet men denken aan pensioen, regeling voor vervoegde uittreding, lijfrente-uitkeringen en dergelijke; en
- het medegerechtigd zijn tot het vermogen van een onderneming. Deze medegerechtigdheid hoeft niet te zien op een eventueel liquidatiesaldo. Medegerechtigdheid als gevolg van effectenbezit telt niet als een ondernemingsactiviteit.
Vrijstelling bij lage winst
Als een stichting of een vereniging alleen is belast voor zover zij een onderneming drijft, geldt in een kalenderjaar een vrijstelling voor vennootschapsbelasting als haar winst laag genoeg is. De winst is laag genoeg als zij:
- in een kalenderjaar hooguit € 15.000 bedraagt; of
- over het desbetreffende kalenderjaar en de voorafgaande vier jaren in totaal € 75.000 of minder bedraagt. Als in enig jaar de stichting of de vereniging een verlies lijdt, telt dat als een jaarwinst van nihil.
Deze vrijstelling is niet van toepassing op stichtingen en verenigingen die de inkomensvoorziening van (ex-)werknemers en dergelijke verzorgen.
Pro rata winstgrens?
Hof Arnhem-Leeuwarden kreeg de vraag voorgelegd hoe de € 75.000-grens uitpakt als een stichting of een vereniging nog geen vijf jaar bestaat. De Belastingdienst stelde dat dan de grens pro rata moet worden toegepast. In dat geval zou de winst over drie jaren hooguit 3/5 x € 75.000 = € 45.000 mogen bedragen. Maar Rechtbank Gelderland was het met de belanghebbende vereniging eens dat de € 75.000-grens absoluut is. Zie: ‘Winstplafond vrijwilligersregeling is een absolute grens’.
Alleen eerste grens telt
Het hof is echter nog strenger: in principe geldt de € 75.000-grens niet als de vereniging nog geen vijf jaar oud is. De pro-rata-benadering is volgens het hof slechts een tegemoetkoming van de inspecteur. Omdat de vereniging niet voldoet aan de voorwaarden voor deze tegemoetkoming en evenmin aan de eerste grens, valt zij niet onder de vrijstelling.
Optie voor belastingplicht
Als een stichting of een vereniging een lage winst behaalt maar toch belastingplichtig wil zijn, kan zij de Belastingdienst verzoeken om haar niet vrij te stellen. De stichting of de vereniging kan dat bijvoorbeeld doen omdat zij nog een verlies wil verrekenen. Als de inspecteur het verzoek inwilligt, is de stichting of de vereniging wel vijf jaar aan deze optie gebonden. Want pas vanaf het vijfde jaar of een veelvoud daarvan na het jaar van het verzoek is wederopzegging mogelijk.
Wet: art. 2, eerste lid, onderdelen b, c, d en e en vijfde lid, 3, tweede lid, 4 en 6 Wet Vpb 1969
Geef een reactie