Hoewel men bij pensioenverevening de pensioenaanspraak van de ex-partner berekent op het moment van echtscheiding, kan het af te storten bedrag daarvan afwijken. Voor de afstorting moet men namelijk kijken naar het bedrag van de commerciële waarde van de aanspraak op moment van afstorting. Dit blijkt uit een recent arrest van de Hoge Raad.
De Hoge Raad redeneert als volgt. Het uitgangspunt bij wettelijke pensioenverevening is dat echtgenoten in gelijke mate aanspraak kunnen maken op het pensioen dat tijdens hun huwelijk is opgebouwd. In principe bepaalt men wat de waarde van de aanspraak was op het moment van echtscheiding. Als de ene echtgenoot het pensioen in eigen beheer houdt, moet hij ervoor zorgen dat de latere afstorting voldoende is om het toegezegde pensioen na te komen. Daarom moet men bij het bepalen van het af te storten bedrag ook kijken naar de commerciële waarde van de pensioenaanspraak op het moment van afstorting.
Gebrek aan kapitaal
De Hoge Raad gaat ook in op het geval waarin het pensioenlichaam onvoldoende vermogen heeft om de pensioenaanspraken van beide ex-echtgenoten te dekken. In dat geval moeten de ex-echtgenoten in beginsel het tekort onderling verdelen. Eventueel kan de rechter bepalen dat gezien de omstandigheden een partner geen recht heeft op een (volledige) afstorting.
Wet: art. 2, tweede lid en 3, eerste lid Wvps
Bron: Hoge Raad 14 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:276, 19/00187
Maandag 6 april 2020 verzorgen mr. dr. Gerard Staats en drs. Jeroen Knol een Masterclass 6 pijlers van de oudedagsvoorziening. In deze masterclass maken zij u wegwijs in verschillende manieren om de oudedagsvoorziening van ondernemers in te vullen.
Geef een reactie