Bij inbreng van de onderneming in een vennootschap, kan de ondernemer kiezen uit de ‘ruisende’ en ‘geruisloze’ variant. Bij een ruisende inbreng moet de ondernemer afrekenen over de stille reserves, maar tot daadwerkelijke belastingheffing komt het niet, ervan uitgaande dat de ondernemer voldoende ruimte heeft om de stakingswinst om te zetten in een stakingslijfrente bij de vennootschap.
Het bedingen van een stakingslijfrente bij de vennootschap is niet zelden ook aantrekkelijk. De belastingheffing over de stakingswinst kan namelijk gedurende een vaak lange tijd worden uitgesteld. Door de spreiding van de lijfrentetermijnen kan de ondernemer bovendien mogelijk een progressievoordeel behalen. Bovendien is de ruisende optie vaak uitvoeringstechnische wat minder bewerkelijk dan de geruisloze variant. In het laatste geval moet je namelijk een verzoek indienen bij de belastingdienst.
Vervelende gevolgen
Maar pas op! Een ruisende inbreng kan uiterst vervelende gevolgen hebben voor toepassing van de BOR-SW. Bij de ruisende variant gaat de opgebouwde bezitstermijn (artikel 35d SW 1956) van de ondernemer namelijk verloren. Consequentie: de vennootschap moet minimaal vijf jaar de onderneming drijven voordat de Dga de aandelen in de vennootschap ‘BOR-gefaciliteerd’ kan schenken.
Nog vervelender wordt het als de verkrijger van een onderneming binnen de vijfjaarstermijn van de voortzettingseis (artikel 35e SW 1956) de onderneming ruisend inbrengt in de BV. Er is sprake van een ‘verboden handeling’ met tot gevolg dat een eerder verleende BOR-vrijstelling volledig vervalt!!
Moraal van het verhaal: kan de BOR op korte termijn spelen of is onderneming nog geen vijf jaar geleden met toepassing van de BOR verkregen, kies dan altijd voor de geruisloze variant!
Mr. Almer M.A. de Beer is werkzaam bij het bureau vaktechniek fiscaal, Grant Thornton. Hij verzorgt op 15 mei 2020 de Masterclass Inbreng in en terugkeer uit de B.V.
Geef een reactie