De Belastingdienst kan een navorderingsaanslag opleggen terwijl een opgelegde informatiebeschikking nog niet onherroepelijk is geworden. Een recente uitspraak van de voorzieningenrechter in Den Haag maakt dat duidelijk.
Twee zelfstandige ondernemers hadden op 1 april 2008 hun werkzaamheden voor hun eenmanszaken gestaakt. Zij traden vervolgens als directie in dienst bij een Ltd. Feitelijk veranderde de situatie nauwelijks. De directieleden verrichtten via dezelfde tussenpersonen dezelfde werkzaamheden in dezelfde functies voor dezelfde opdrachtgevers. Toch gaven zij aanzienlijk lagere box 1-inkomens op. De inspecteur legde elk van de directieleden een informatiebeschikking op omdat hij meer wilde weten over de rechtmatigheid van de structuur. De mannen gingen vervolgens in bezwaar en beroep tegen deze informatiebeschikking. Gedurende de procedure kreeg de inspecteur aanvullende informatie van de FIOD. Hij liet de mannen daarom weten dat hij van plan was hen navorderingsaanslagen op te leggen. De mannen stellen voor Rechtbank Den Haag dat navorderen onrechtmatig is. De informatiebeschikkingen zijn namelijk nog niet onherroepelijk.
Rechtmatige navorderingsaanslag
De rechtbank maakt duidelijk dat de wet uitdrukkelijk voorziet in de mogelijkheid dat de fiscus een navorderingsaanslag oplegt voordat de informatiebeschikking onherroepelijk is. In dat geval vervalt overigens de informatiebeschikking. Wel kan de rechter de gang van zaken rond de belastingheffing integraal beoordelen in de beroepsprocedure tegen de navorderingsaanslagen.
Dwangsom voor niet voldoen aan informatieverplichting
De rechtbank wijst de mannen erop dat de inspecteur nog geen navorderingsaanslagen heeft opgelegd. Tot het zover is, blijven de informatiebeschikkingen in beginsel bestaan. De rechter legt de directieleden daarom een last onder dwangsom op. Maar hij maakt ook een voorbehoud met betrekking tot de te leveren informatie. Voor zover sprake is van wilsafhankelijk materiaal, mag de fiscus de desbetreffende informatie alleen gebruiken voor de belastingheffing. Dus niet voor strafrechtelijke vervolging.
Wet: art. 47 en 52a, derde en vierde lid AWR
Geef een reactie