Wat zijn de mogelijkheden om de pensioenopbouw voort te zetten als er een tijdelijke arbeidsduurverkorting wordt toegepast als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus?
Als gevolg van het coronavirus zijn ingrijpende maatregelen getroffen. Soms hebben deze maatregelen tot gevolg dat werkgevers voor hun werknemers of een deel van hun werknemers tijdelijke arbeidsduurverkorting moeten toepassen. Wat zijn de mogelijkheden om de pensioenopbouw ongewijzigd voort te zetten zonder rekening te moeten houden met de toegepaste tijdelijke arbeidsduurverkorting?
De invulling van het begrip pensioengevende diensttijd is vastgelegd in artikel 18g van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) en nader uitgewerkt in artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (UBLB) en onderdeel 2.3 van het Verzamelbesluit pensioenen van 11 december 2018, nr. 2018-28514.
Gedurende de periode van tijdelijke arbeidsduurverkorting in verband met het coronavirus kunnen zich met name de volgende situaties voordoen:
Dienstbetrekking blijft geheel in stand
Arbeidsduurverkorting waarbij de dienstbetrekking geheel in stand blijft. In dat geval blijft er gewoon sprake van pensioengevende diensttijd in de zin van artikel 10a, eerste lid, onderdeel a, UBLB. Dat hierbij sprake kan zijn van een lager pensioengevend loon hoeft geen probleem te zijn mits sprake is van een gebruikelijke loonsverlaging (artikel 19 Wet LB). Bij een gebruikelijke loonsverlaging kan de pensioenopbouw worden voortgezet over het loon dat voorafgaande aan de arbeidsduurverkorting werd genoten.
Gedeeltelijke beëindiging dienstverband
Arbeidsduurverkorting waarbij de dienstbetrekking (gedeeltelijk) tijdelijk wordt beëindigd in verband met het coronavirus Covid-19. Als de werknemer een inkomensvervangende, loongerelateerde uitkering ontvangt (denk aan een WW-uitkering), is er sprake van pensioengevende diensttijd in de zin van artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, UBLB (eerste deel). De pensioenopbouw mag worden voortgezet op basis van het pensioengevend loon dat voorafgaande aan de arbeidsduurverkorting werd genoten.
Arbeidsduurverkorting waarbij geen sprake is van onvrijwillig ontslag of er geen inkomensvervangende, loongerelateerde uitkering wordt ontvangen. In dat geval kan er onder voorwaarden gebruik gemaakt worden van de vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw in de zin van artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, UBLB (tweede deel) en onderdeel 2.3 van het Verzamelbesluit pensioenen van 11 december 2018, nr. 2018-28514
Meer informatie: Centraal aanspreekpunt pensioenen, 16 maart 2020
Geef een reactie