De vraag of een gebouw een woning is moet worden beantwoord met toepassing van een zo objectief mogelijke maatstaf. Een maatstaf die zoveel mogelijk aanknoopt bij kenmerken van het bouwwerk zelf.
Op 14 december 2016 kregen een echtpaar een onroerende zaak in eigendom. In de leveringsakte was de onroerende zaak omschreven als ‘de voormalige chauffeurswoning met ondergrond en verdere aanhorigheden. De notaris had 2% overdrachtsbelasting afgedragen. Nadien is de opstal gesloopt voor nieuwbouw. De inspecteur was van mening dat de onroerende zaak geen woning was en legde naheffingsaanslagen overdrachtsbelasting op met verzuimboete.
Is het gebouw een woning of niet?
Bij Rechtbank Noord-Holland is de kwalificatie van de onroerende zaak in geschil. De rechtbank oordeelt dat het gebouw geen woning is in de zin van de overdrachtsbelasting. Er was een stookgelegenheid met schoorsteen, een toilet, een inbouwkast en een wastafel in het gebouw. Maar basale woonelementen ontbraken, zoals een keuken met kook- en spoelgelegenheid. Ook ontbrak een zelfstandige voordeur die toegang gaf tot het bewoonbare gedeelte van het gebouw. De fysieke kenmerken van het gestelde woongedeelte wezen in de richting dat het gebouw oorspronkelijk was ontworpen en gebouwd voor niet-bewoning. Ook was het gebouw niet zodanig verbouwd dat het een woning was geworden. De rechtbank kent daarbij tevens betekenis toe aan de omschrijvingen van het gebouw in eerdere akten van levering zoals stal, schuur of garage. Ook een eerdere tijdelijke bewoning maken van het gebouw nog geen woning.
Geen pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld
Volgens de rechtbank was geen sprake geweest van een pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld. De verzuimboete was dan ook terecht opgelegd. Wel verlaagde de rechtbank die verzuimboete wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Wet: art. 14 lid 2 WBRV
Meer informatie: Rechtbank Noord-Holland 3 maart 2020 (gepubliceerd 20 maart 2020), ECLI:NL:RBNHO:2020:1486
Geef een reactie