Als een ondernemer bij de inbreng van zijn onderneming in een bv zijn stakingswinst en oudedagsreserve wil omzetten in een lijfrentepolis, moet hij een premie storten. In dat geval mag hij het premiebedrag niet korte tijd later teruglenen van de bv.
Drie vennoten in een cv brachten de onderneming van de cv in een bv in. Daarbij gingen wel enkele panden met overwaarde over naar privé. Vervolgens stelden de voormalige vennoten de panden ter beschikking aan de bv. De vennoten wilden hun stakingswinst omzetten in een lijfrente. Zij vroegen aan de Belastingdienst of zij de lijfrentepremie mochten financieren met een lening bij de opgerichte bv. De inspecteur wees dit verzoek af. Vervolgens stortten de vennoten in 2012 de lijfrentepremie vol bij de bv. Ongeveer een maand later leenden zij het bedrag van de premie terug. De fiscus meent dat hier sprake is van een kasrondje, zodat de vennoten feitelijk geen premie hebben voldaan. De inspecteur weigert daarom de lijfrentepremieaftrek.
Kasrondje
De vennoten beginnen ieder een beroepsprocedure. Het hof is het met de vennoten eens dat de storting van de lijfrentepremies en het aangaan van de leningen geen schijnhandelingen zijn. Aan deze vorm zijn echter fiscale gevolgen verbonden die niet aanvaardbaar zijn. De situatie in deze zaak is namelijk economisch gezien gelijk aan de situatie waarin de vennoten de lijfrentepremie schuldig blijven. Een schuldig gebleven lijfrentepremie is niet aftrekbaar, zelfs niet als de lening zakelijk is. Het hof oordeelt dat een ‘kasrondje’ heeft plaatsgevonden, zodat de vennoten geen stakingswinstlijfrente mogen aftrekken.
Wet: art. 3.128, 3.129 en 3.130 Wet IB 2001
Bronnen: Gerechtshof Amsterdam 7 april 2020 (gepubliceerd 22 april 2020), ECLI:NL:GHAMS:2020:1007, 19/00204, Gerechtshof Amsterdam 7 april 2020 (gepubliceerd 22 april 2020), ECLI:NL:GHAMS:2020:1008, 19/00205 en Gerechtshof Amsterdam 7 april 2020 (gepubliceerd 22 april 2020), ECLI:NL:GHAMS:2020:1010, 19/00204
Geef een reactie