Volgens Advocaat-generaal Ettema is het opladen van een playcard van een family entertainment btw-technisch gezien niet te vergelijken met een kermiskaartje. Het opladen van zo’n playcard valt daarom onder het normale in plaats van het lage tarief.
De conclusie van de advocaat-generaal (A-G) ziet op de volgende situatie. Een bv exploiteert een zogeheten family entertainment center (fec). De ruimte van het fec is publiekelijk toegankelijk. In de ruimte bevinden zich 70 apparaten, waarop men 50 verschillende spellen kan spelen. Het gaat daarbij om verschillende soorten spellen, waaronder sport- of dansspellen, behendigheidsspellen, kermisautomaten en reactiespellen. Als een bezoeker op een apparaten wil spelen, koopt hij een zogeheten ‘playcard’. Op deze playcard kan hij een tegoed storten. Volgens de bv vallen haar diensten onder het lage btw-tarief. Zij verleent daarmee namelijk toegang tot een voorziening die voor vermaak is ingericht, net zoals een kermis of attractiepark, aldus de bv.
Gratis toegang tot locatie
De A-G redeneert dat de toepassing van het lage tarief voor het bieden van vermaak is vereist dat de afnemer van tevoren betaalt om een locatie te mogen betreden. Op die locatie kan men dan gezamenlijk gebruik maken van de culturele diensten en de ontspanning die kenmerkend is voor de genoemde evenementen of voorzieningen. De ruimte met de speelautomaten van de bv is echter publiekelijk en gratis toegankelijk.
Geen vooruitbetaling voor prestatie
Daarnaast stelt de A-G dat het opladen van de playcard niet de (vooruit)betaling is voor een levering of een dienst. Men kan de playcard namelijk voor verschillende doeleinden gebruiken. Wanneer een bezoeker de playcard oplaadt, is hij nog niet bekend met alle elementen van de prestaties die hij daarmee zal genieten. Daarom ziet de A-G het verlenen van het recht om op een apparaat te spelen niet als het verlenen van toegang tot vermaak. Dat men met verschillende personen tegelijk op een apparaat kan spelen, doet daaraan niets af. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep van de staatssecretaris van Financiën gegrond te verklaren.
Wet: art. 9 en tabel I, post b onderdeel 14 sub g Wet OB 1968
Bron: Parket bij de Hoge Raad 1 april 2020 (gepubliceerd 24 april 2020), ECLI:NL:PHR:2020:313, 19/01595
Corona-gevolgen voor btw uitgelicht
Het interactieve Sdu Fiscaal Lunchjournaal met Covid-19 update bespreekt wekelijks op maandag om 12.00 uur de meest belangrijke ontwikkelingen en achtergronden. De uitzending van 4 mei besteedt extra aandacht aan btw vraagstukken in relatie tot de corona-crisis. Specialist Marco de Weerd van mth accountants & adviseurs zal aanschuiven en gaat o.a. in op vraagstukken rondom btw en liquiditeit, de specifieke btw maatregelen en de inzet van vouchers en bijbehorende gevolgen. Schrijf nu in voor dit kosteloze, online journaal en graag tot 4 mei!
Geef een reactie