Wie kosten van een werkruimte opgeeft zonder te controleren of hij voldoende inkomsten vanuit die werkruimte behaalt, aanvaardt het risico dat hij een onjuiste aangifte indient. Volgens Rechtbank Noord-Holland is dan sprake van kwade trouw en kan de inspecteur eventueel navorderen.
De Belastingdienst had op 9 april 2016 de definitieve aanslag IB/PVV 2014 van een man vastgesteld. In maart 2017 stelde de inspecteur nadere vragen aan de man, onder meer over het resultaat uit overige werkzaamheden van de man. De man laat onder andere weten dat zijn adviseur kosten van de werkruimte heeft afgetrokken. Van tevoren is echter geen onderzoek gedaan naar de mate waarin het resultaat is behaald in of vanuit de werkruimte. De inspecteur legt de man daarom een navorderingsaanslag op. Hoewel geen sprake is van een nieuw feit, mag de fiscus van de rechtbank navorderen. De adviseur is namelijk te kwader trouw, omdat hij zonder enige toetsing een kostenpost heeft opgevoerd. Deze kwade trouw valt de man zelf ook toe te rekenen.
Wet: art. 3.16, eerste lid en 3.95, eerste lid Wet IB 2001 en art. 16, eerste lid AWR
Geef een reactie