Als een btw-ondernemer eenmaal btw over een factuur in rekening brengt, moet hij deze btw ook op aangifte voldoen. Zelfs als hij met zijn afnemer een fiscale eenheid voor de omzetbelasting vormt. Het niet voldoen van de btw is een vergrijp waarvoor de ondernemer een boete kan krijgen. Dit geldt ook als de afnemer de btw niet aftrekt zodat de fiscus per saldo geen belastingnadeel lijdt.
Dit alles bleek toen een bv een golfbaan verhuurde aan haar 100% dochtervennootschap. De bv factureerde daarbij btw, die zij niet had aangegeven en voldaan. Volgens de bv hoefde dat niet, omdat zij en haar dochtervennootschap een fiscale eenheid voor de omzetbelasting vormden. De Belastingdienst stelt echter dat ook onterecht gefactureerde btw moet worden voldaan. Het niet opgeven en voldoen van de btw is een vergrijp. Behalve een naheffingsaanslag ontvangt de bv daarom een vergrijpboete van 75% van het nageheven bedrag. De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur deze boete mag opleggen.
Geen verzachtende omstandigheid
Vervolgens stelt de bv dat een boetematiging moet plaatsvinden omdat de dochtervennootschap de gefactureerde btw niet heeft afgetrokken. De fiscus heeft dus geen belastingschade geleden. De Hoge Raad constateert dat Hof Den Bosch deze omstandigheid in zijn overweging heeft betrokken. Het hof heeft echter besloten dat deze omstandigheid van onvoldoende gewicht is om tot een verdere boetematiging te komen. Dit oordeel is volgens de Hoge Raad niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad verklaart daarom het cassatieberoep van de bv ongegrond.
Wet: art. 14, 15 en 37 Wet OB 1968 en art. 20 en 67f AWR
Geef een reactie