Als een dga wil voorkomen dat de fiscus hem belast over een hoog gebruikelijk loon, moet hij tijdig zijn aangifte indienen. Door aan zijn aangifteplicht te voldoen voorkomt hij immers omkering van de bewijslast. Als hij daarnaast meer bewijs levert, des te beter.
Een man hield alle aandelen in een bv die een accountantspraktijk dreef. De man voerde de werkzaamheden van de bv uit. Ondanks diverse aanmaningen liet de man na over de jaren 2010 tot en met 2014 zijn aangiften inkomstenbelasting in te dienen. Daarom legde de Belastingdienst hem ambtshalve aanslagen op. De dga ging vervolgens in bezwaar door alsnog aangiftes in te dienen. De inspecteur wees de bezwaarschriften af wegens termijnoverschrijding, maar merkte ze wel aan als verzoeken om ambtshalve verminderingen. Inderdaad verlaagde de Belastingdienst de aanslagen. Maar de dga vond dat de fiscus nog altijd was uitgegaan van een te hoog gebruikelijk loon en ten onrechte verzuimboetes had opgelegd. Daarom startte hij een beroepsprocedure.
Omkering bewijslast
Maar de man zit in een nadelige positie: omdat hij zijn aangifteplicht heeft verzaakt, is sprake van een omkering van de bewijslast. De dga komt echter alleen met stellingen zonder bewijs aanzetten. De inspecteur daarentegen onderbouwt zijn berekening van het gebruikelijk loon wel. Hij sluit daarbij aan op gegeven die de man zelf heeft aangeleverd. Ook maakt de Belastingdienst aannemelijk dat de bv van de man voldoende financiële ruimte heeft om het loon te betalen. Hof Den Bosch verklaart het hoger beroep van de dga daarom ongegrond.
Wet: art. 12a Wet LB 1964, art. 9.6 Wet IB 2001 en art. 27e, eerste lid AWR
Stoomcursus loonheffing
In deze basiscursus op 25 november 2020 behandelen loonheffingspecialisten Ruben Chau en Kirsty Sijstermans de belangrijkste begrippen en regelingen waar werkgevers, werknemers en dga’s in de loonbelasting mee te maken krijgen.
Geef een reactie