De Hoge Raad oordeelt dat de Rijnvarendenovereenkomst geen dwingende regeling bevat om dubbele heffing van premie te voorkomen. Nederland is dus niet verantwoordelijk voor het ongedaan maken van eventuele dubbele premieheffing.
Een man werkte als Rijnvarende. De Luxemburgse autoriteiten hadden aan hem een E101-verklaring afgegeven voor onbepaalde tijd. De ingangsdatum van dit document was 1 januari 2004. Volgens de E101-verklaring was de man onderworpen aan de Luxemburgse socialezekerheidswetgeving. Hij had in zijn aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2011 – 2013 daarom verzocht om vrijstelling voor de PVV. De inspecteur wees dit verzoek af. Op verzoek van de Belastingdienst trokken de Luxemburgse autoriteiten namelijk de E101-verklaring met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007 in. De SVB had voor de jaren 2011 – 2013 A1-verklaringen afgegeven. Volgens deze verklaringen viel de man in de desbetreffende periode onder de Nederlandse socialezekerheidswetgeving.
Dwingende regeling?
De man begon vervolgens een beroepsprocedure. Hij meent dat het Rijnvarendenverdrag een dwingende regeling bevat voor de fiscale autoriteiten. De Belastingdienst moet daardoor de verzekerings- en premieplicht van werknemers die werken in twee of meer staten vooraf coördineren. De staatssecretaris van Financiën stelt juist dat verrekening van de premies niet mogelijk is.
Waarborg ontbreekt
De Hoge Raad oordeelt dat de Rijnvarendenovereenkomst dubbele premieheffing niet uitsluit. De overeenkomst voorziet voor een geval waarin een Rijnvarende ondanks het stelsel van de overeenkomst gevolgen van dubbele heffing ondervindt. De overeenkomst gaat niet zo ver dat zij altijd waarborgt dat dubbele heffing achterwege blijft. En het Rijnvarendenverdrag voorziet voor geschillen tussen verdragsluitende staten slechts in arbitrage op initiatief van die staten. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep van de Rijnvarende.
Verdrag: art. 86 Rijnvarendenverdrag SV
Verordening: art. 13 Verordening 883/2004/EG
Bron: Hoge Raad 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1150, 19/04564
Geef een reactie