Als een erflater binnen 180 dagen voor zijn overlijden een schenking doet, rekent de fiscus het geschonken bedrag tot de latere erfenis. De erfgenaam moet dan erfbelasting betalen over het geschonken bedrag, maar mag wel de eerder geheven schenkbelasting verrekenen. Als de erfenis vrijgesteld ondernemingsvermogen bevat, is er relatief veel schenkbelasting te verrekenen.
Een man had aan ieder van zijn drie kinderen op 28 december 2012 een bedrag geschonken van € 120.738. Daarover waren zijn kinderen ieder € 11.570 aan schenkbelasting verschuldigd. Op 7 februari 2013 overleed de man. Zijn kinderen erfden ieder € 3.926.165. De inspecteur constateerde vervolgens dat de 180-dagenfictie van toepassing was. Daarom merkte hij de eerdere schenkingen aan als fictieve erfrechtelijke verkrijgingen. Maar de erfgenamen mochten wel de schenkbelasting over de schenkingen verrekenen met de erfbelasting.
Fiscus werkt met totale verkrijging
De inspecteur berekent het bedrag van de te verrekenen schenkbelasting op (€ 115.708 / € 4.041.873) x € 109.438 = € 3.133. Hierbij valt op dat hij de fictieve verkrijging in de teller vermindert met de eerder genoten vrijstelling in de schenkbelasting. De noemer bestaat het totaal van de erfrechtelijke verkrijging minus vrijstelling en het later genoten erfdeel. Het bedrag van € 109.438 is de erfbelasting over de totale belaste verkrijging. Daarbij heeft de Belastingdienst rekening gehouden met de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF). Op grond van de BOF is namelijk € 3.416.019 vrijgesteld.
Bedrijfsvermogen uit noemer
Hof Den Haag is het niet eens met de berekening van de Belastingdienst. Ten eerste berekent het hof de te verrekenen schenkbelasting over de fictieve verkrijging vóór de vrijstelling. Bovendien moet het voorwaardelijk vrijgestelde ondernemingsvermogen buiten beschouwing blijven. Het hof berekent de verrekening daarom in eerste instantie op (€ 120.708 / € 630.884) x € 110.444 = € 21.137. Maar uit eerdere rechtspraak bleek al dat de vermindering niet meer kan zijn dan het bedrag van de erfbelasting dat naar evenredigheid is toe te rekenen aan de fictieve verkrijging. Zie ook: ‘Vrijstelling erfbelasting beperkt verrekenen schenkbelasting’. Daarom stelt het hof het te verrekenen bedrag op € 11.570.
Wet: art. 7, tweede lid, 12, eerste lid en 35b SW 1956
Bronnen: Gerechtshof Den Haag 25 juni 2020 (gepubliceerd 15 juli 2020), ECLI:NL:GHAMS:2020:1673, 18/00248, Gerechtshof Den Haag 25 juni 2020 (gepubliceerd 15 juli 2020), ECLI:NL:GHAMS:2020:1674, 18/00249 en Gerechtshof Den Haag 25 juni 2020 (gepubliceerd 15 juli 2020), ECLI:NL:GHAMS:2020:1675, 18/00250
Geef een reactie