Advocaat-generaal Wattel gaat dieper in op de voorwaarden waaronder de bronstaat mag heffen over een socialezekerheidsuitkering aan een buitenlands belastingplichtige.
Twee verschillende zaken hadden als overeenkomst dat in beide gevallen een persoon emigreerde vanuit Nederland naar Portugal. Daarnaast ontvingen beide personen een uitkering uit Nederland; in het ene geval een WAO-uitkering en in de andere zaak een AOW-uitkering. De Belastingdienst meende dat deze uitkeringen waren belast. Maar de Portugese fiscus hief ook belasting over de uitkeringen. Op grond van het belastingverdrag met Portugal komt het heffingsrecht namelijk in beginsel toe aan de woonstaat.
Voorwaarden heffing bronstaat
De bronstaat mag onder de volgende voorwaarden echter ook heffen:
- de opbouw of aanspraak was fiscaal gefacilieerd in de bronstaat;
- de woonstaat heft onvoldoende belasting; en
- het totaal van de inkomensbestanddelen overtreft € 10.000.
Alle voorwaarden van belang
De Hoge Raad krijgt de vraag voorgelegd of de voorwaarden van fiscale faciliëring en onvoldoende woonstaatheffing ook gelden voor socialezekerheidsuitkeringen. De advocaat-generaal (A-G) meent dat aan alle drie de voorwaarden moet zijn voldaan. Bij een AOW-uitkering en elke andere socialezekerheidsuitkering is echter in beginsel sprake van faciliëring. Bij de toets of de woonstaat voldoende heft, moet men niet kijken naar de feitelijke belastingaanslag. Van belang is hoe de uitkering volgens de belastingwet van de woonstaat wordt belast. Daarbij houdt men dus geen rekening met maatregelen ter voorkoming van dubbele belasting
Verdrag: art. 18, tweede lid verdrag NL-Portugal
Wet: art. 7.2, tweede lid, onderdeel d Wet IB 2001 en art. 2, eerste lid Wet LB 1964
Bronnen: Parket bij de Hoge Raad 15 juli 2020 (publicatie 31 juli 2020), ECLI:NL:PHR:2020:694, 20/01393 en Parket bij de Hoge Raad 15 juli 2020 (publicatie 31 juli 2020), ECLI:NL:PHR:2020:695, 20/01404
Geef een reactie