Het besluit over de toepassing regeling functionele valuta is gewijzigd. De inspecteur kan op verzoek van een belastingplichtige toestaan het belastbare bedrag te berekenen in een andere geldeenheid dan de euro, de zogenoemde functionele valuta. In dit besluit staan de beleidskaders voor toepassing van de RFV.
De staatssecretaris keurt goed dat de te verrekenen bronbelasting wordt vastgelegd in de functionele valuta. Daartoe wordt de bronbelasting die in een andere valuta luidt dan de functionele valuta, omgerekend in de functionele valuta tegen de wisselkoers op het inhoudingstijdstip. Voor de verrekening van de bronbelasting wordt de in functionele valuta luidende bronbelasting vervolgens omgerekend in euro’s tegen de gemiddelde koers van de functionele valuta over het desbetreffende jaar. Een aan het einde van enig boekjaar (in euro’s luidend) nog te verrekenen bedrag wordt tegen de gemiddelde koers van dat jaar weer omgerekend in functionele valuta en schuift op de voet van artikel 37 Bvdb door naar een volgend boekjaar.
Ook keurt de staatssecretaris goed dat indien een belastingplichtige op het overgangstijdstip nog te verrekenen bronbelasting uit voorgaande jaren heeft, de nog te verrekenen bronbelasting wordt omgerekend in functionele valuta. Ook hier wordt voor de verrekening van de bronbelasting de in functionele valuta luidende bronbelasting vervolgens omgerekend in euro’s tegen de gemiddelde jaarkoers en vindt doorschuiving van een eventueel resterend te verrekenen bedrag plaats.
Samenloop met omzetting
Bij de omzetting als bedoeld in artikel 28a Wet Vpb wordt fiscaal de belastingplichtige geacht te zijn geliquideerd en een nieuwe belastingplichtige te zijn ontstaan. Door deze liquidatiefictie vervalt in beginsel de toepassing van de RFV en moet door de belastingplichtige die geacht wordt te zijn ontstaan opnieuw toepassing van de RFV worden aangevraagd. Dit acht de staatssecretaris een onnodig gevolg van de omzetting. In de fiscale begeleiding die bij omzetting wordt geboden wordt daarom kort gezegd de omzetting wat betreft de RFV buiten aanmerking gelaten.
Koersresultaat op vennootschapsbelastingschuld
Ook bij toepassing van de RFV moet de belasting in euro’s worden betaald. Koerswijziging van de functionele valuta na het ontstaan van de vennootschapsbelastingschuld leidt daarom mogelijk tot valutaresultaten. Dit valutaresultaat wordt mede bepaald door het tijdstip waarop de vennootschapsbelastingschuld ontstaat. Voor de bepaling van dit tijdstip is allereerst van belang dat het hier gaat om de zogenoemde materiele belastingschuld en dat de vennootschapsbelastingschuld niet eerst ontstaat op het moment van formalisering in een belastingaanslag. De materiele vennootschapsbelastingschuld ontstaat gedurende het boekjaar, naar gelang de relevante feiten zich voordoen.
Als bij de berekening van het valutaresultaat moet worden uitgegaan van dit gedurende het jaar ontstaan van de schuld wordt de berekening zeer gecompliceerd. Onder andere omdat valutaresultaat en schuld elkaar ook onderling beïnvloeden. Om de uitvoering te vergemakkelijken keurt de staatssecretaris dan ook voor zover nodig goed dat voor de berekening van het valutaresultaat op de vennootschapsbelastingschuld, deze wordt geacht te zijn ontstaan bij het einde van het boekjaar waarop de schuld betrekking heeft.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 11 augustus 2020.
Meer informatie: Besluit van 30 juli 2020, Stcrt. 2020, 41992
Geef een reactie