Een schenking waarvan de uitvoering pas na het overlijden van de schenker moet plaatsvinden, vervalt na het overlijden van de schenker. Deze zogeheten schenking des doods verlaagt dus de belaste nalatenschap niet. Rechtbank Noord-Holland bestempelt een schenking gevolgd door het verstrekken van een lening als zo’n schenking.
Twee ouders hadden in de jaren 2013 tot en met 2015 jaarlijks schenkingen van € 5.000 gedaan aan hun zes kinderen. Vrij kort na de ontvangsten stortten de kinderen de bedragen weer terug op de rekening van hun ouders. Dit deden zij met de omschrijving ‘lening’. De ouders waren over deze leningen 6% interest verschuldigd. Pas bij het overlijden van de langstlevende was aflossing verplicht. Toen de eerste ouder overleed, stelde de inspecteur dat de schenkingen van de ouders in de jaren 2013 – 2015 schenkingen des doods waren. Daarom wilde hij de nalatenschap van de overleden ouder niet verlagen met de € 45.000 aan schulden aan de kinderen.
Samenstel van rechtshandelingen
De kinderen gingen in beroep, maar de rechtbank is het eens met de fiscus. Dat de leningen zo kort op de schenkingen volgden, wijst op een samenstel van rechtshandelingen. Kennelijk was het de bedoeling van de ouders dat pas na hun overlijden hun kinderen tijden over de schenking konden beschikken. Daarmee is sprake van een schenking des doods. Overigens kan een schenking des doods wel meetellen bij het berekenen van de nalatenschap. Maar dan moet in principe een notariële akte zijn opgesteld. Dat was in deze zaak niet gebeurd. De schenkingen verlagen daarom de nalatenschap niet.
Geef een reactie