In lijn met eerdere jaren bevat het pakket Belastingplan 2021 een wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen. Hieronder vindt u de belangrijkste wijzigingen die in dit voorstel zijn opgenomen.
Het betreft de volgende voorstellen:
- Aanpassen overgangsrecht levensloopregeling
- Verduidelijken berekeningswijze kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
- Verduidelijken afdrachtvermindering S&O met betrekking tot publieke kennisinstellingen
- Verduidelijken samenloop ATAD2 en earningsstrippingmaatregel
- Aanpassen overgangsrecht Natuurschoonwet 1928
- Uitzondering voor het leggen van elektronisch derdenbeslag door de Belastingdienst
Instelling inhoudingsplichtig loonheffing levensloopregeling
Het kabinet stelt voor om de instelling inhoudingsplichtig te maken voor de loonheffing ter zake van de op het fictieve genietingsmoment in aanmerking te nemen waarde van de levensloopaanspraak.
Eerder fictief genietingsmoment
Daarnaast wordt het fictieve genietingsmoment vervroegd naar 1 november 2021. Daarmee kan de werknemer tijdig, voor 1 januari 2022, zijn belastingschuld betaald hebben, hetgeen tot een verlaging van het voor box 3 relevante vermogen leidt.
Heffingskortingen
Ook is voorgesteld de instellingen geen heffingskortingen toe te laten toepassen. De levensloopverlofkorting en de overige heffingskortingen waar de (gewezen) werknemer recht op heeft kan hij te gelde maken bij zijn aangifte inkomstenbelasting.
Berekeningswijze KIA meerdere ondernemingen
Met de voorgestelde wetswijziging wordt de berekeningswijze van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) voor belastingplichtigen met meerdere ondernemingen en belastingplichtigen die deel uitmaken van een samenwerkingsverband geregeld.
Samenwerkingsverband (HR 24 mei 2019)
Indien de investeringen in een eigen onderneming samen met de investeringen van de andere leden van een samenwerkingsverband recht geven op het maximumbedrag aan KIA, heeft de belastingplichtige volgens de HR recht op dit maximum. Met de aanpassing wordt voorgesteld om deze berekeningswijze niet te volgen, maar om te laten gelden dat de belastingplichtige recht heeft op een evenredig gedeelte van het maximumbedrag aan KIA voor zijn aandeel in het totaal van de investeringen in het samenwerkingsverband.
Meerdere ondernemingen (HR 1 mei 2020)
De Hoge Raad merkt in het arrest van 1 mei 2020 op dat de KIA bij belastingplichtigen met een onderneming die deel uitmaakt van een samenwerkingsverband op dezelfde wijze moet worden bepaald als bij ondernemers met meerdere ondernemingen, namelijk door uit te gaan van het totaal aan investeringen in alle ondernemingen. Om misverstanden te voorkomen wordt in de voorgestelde aanpassing van de KIA daarom expliciet opgenomen dat voor het bepalen van de hoogte van de KIA per onderneming ook wordt uitgegaan van het investeringsbedrag per onderneming van de belastingplichtige en niet van het totaal aan investeringen voor alle ondernemingen van die belastingplichtige tezamen.
Verduidelijken afdrachtvermindering S&O publieke kennisinstellingen
Het begrip publieke kennisinstelling is in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA) geïntroduceerd om te borgen dat de S&O-afdrachtvermindering gericht blijft op het bevorderen van speur- en ontwikkelingswerk door private bedrijven. Om onduidelijkheid weg te nemen wordt voorgesteld de woorden ‘zonder winstoogmerk’, zoals nu vermeld in de definitie, te laten vervallen. Onder de huidige gebruikers van de S&O-afdrachtvermindering is geen meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie met winststreven bekend, die door deze wijziging zou kunnen worden uitgesloten.
Verduidelijken samenloop ATAD2 en earningsstrippingmaatregel
Het kan voorkomen dat het jaar waarin vergoedingen of betalingen in aftrek worden geweigerd of tot de winst worden gerekend niet samenvalt met het jaar waarin sprake is van dubbel in aanmerking genomen inkomen. Voor die gevallen voorziet de bestaande wettekst in een specifieke uitzondering op basis waarvan de vergoedingen of betalingen die eerder in aftrek zijn geweigerd (primaire regel) of tot de winst zijn gerekend (secundaire regel) in een later jaar, waarin het dubbel in aanmerking genomen inkomen zich voordoet, alsnog de facto in aftrek kunnen worden gebracht.
Door de voorgestelde wetswijziging worden, kort gezegd, in een eerder jaar in aftrek beperkte rentelasten of tot de winst gerekende rentebaten die op grond van deze uitzondering in een later jaar alsnog als dubbel in aanmerking genomen inkomen in aftrek komen, onder het toepassingsbereik van de earningsstrippingmaatregel en de minimumkapitaalregel in dat latere jaar gebracht.
Versoepeling overgangsrecht Natuurschoonwet 1928
In het besluit van 11 september 2020 tot wijziging van het Rangschikkingsbesluit NSW 1928 is overgangsrecht opgenomen voor onroerende zaken die volgens de huidige voorwaarden als landgoed worden aangemerkt, maar dit niet meer zijn volgens de nieuwe voorwaarden per 1 januari 2021. Voor deze onroerende zaken blijven nog maximaal 10 jaar de huidige voorwaarden gelden.
Geen fiscale gevolgen bij niet verwijtbaar wegvallen instandhoudingseis
Dit overgangsrecht wordt aangevuld voor situaties waarin niet aan de instandhoudingseis wordt voldaan doordat onroerende zaken door de wijziging per 2021 op enig moment niet meer voldoen aan de voorwaarden. Dit is het geval bij het verstrijken van de overgangstermijn, of doordat de onroerende zaak – anders dan door vererving, verdeling van een gemeenschap of van een nalatenschap – een andere eigenaar krijgt. Door dit wettelijke overgangsrecht worden de fiscale gevolgen (alsnog invordering schenk- erf- en overdrachtsbelasting) van het niet langer voldoen aan de instandhoudingseis voor die situaties buiten werking gesteld.
Buitenlandse landgoederen
Tot slot wordt voorgesteld om de in OFM 2016 opgenomen maatregel waarbij een onroerende zaak ook als landgoed kan worden aangemerkt wanneer die buiten Nederland is gelegen in werking te laten treden met ingang van 1 januari 2021 in plaats van op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Dit is onder voorwaarden het geval als deze zaak een element vormt van het Nederlands cultureel erfgoed.
Uitzondering elektronisch derdenbeslag Belastingdienst
Wanneer een derde onder wie beslag moet worden gelegd een elektronisch adres aan de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) heeft doorgegeven waaraan kan worden betekend, is de deurwaarder die het derdenbeslag legt met ingang van 2021 verplicht dat derdenbeslag elektronisch te leggen. Voor de Belastingdienst is de genoemde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2021 onuitvoerbaar. De benodigde IV-voorzieningen zijn op die datum niet gereed voor het leggen van elektronisch derdenbeslag.
Om die reden wordt voorgesteld met ingang van 1 januari 2021 in de Invorderingswet 1990 te regelen dat de verplichting van een elektronisch derdenbeslag vooralsnog niet geldt voor de tenuitvoerlegging van een executoriale titel door de Belastingdienst. Zodra de Belastingdienst de nodige voorzieningen heeft getroffen voor het leggen van elektronisch derdenbeslag, kan deze uitzondering uiteraard weer komen te vervallen. Een en ander kan echter niet gerealiseerd worden vóór 2023.
Officiële stukken Overige fiscale maatregelen
Geef een reactie