Piepend en krakend hobbelt box 3 verder zonder de finish in zicht te hebben. Weliswaar vereerd met een eigen wetsvoorstel en niet langer onderdeel van het Belastingplan brengt Prinsjesdag ons weinig nieuws. Het meeste is al bekend en in juni was al het aangekondigde wetsvoorstel voor aanpassing van box 3 in 2022 van tafel gehaald. Gelukkig maar, want een fictieve scheidslijn tussen sparen en beleggen zou alleen maar weer een hoop nieuwe discussies hebben gegeven.
Box 3 wemelt immers al genoeg van de forfaits en ficties. De Bond voor belastingbetalers duidt box 3 in het kader van de proefprocedures niet voor niets aan als een fantasiebelasting over een verzonnen rendement. En eerder schreef ik op deze plek al blogs hierover. “Rendementen uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst”, over de bepaling van het forfaitair beleggingsrendement op basis van 15-jaar historie en “Box 3 voor de klachtencommissie” over de standaard vermogensmix voor alle box 3-beleggers.
Gedrocht
Met dus de nodige scepsis vooraf begin ik de stukken te lezen. De reeds bekende verhoging van de box 3-vrijstelling naar € 50.000 per belastingplichtige en € 100.000 voor partners staat er inderdaad in. Om echter te voorkomen dat dit doorwerkt naar toeslagen en inkomensafhankelijke regelingen is een gedrocht van een systeem bedacht. Gelukkig niet relevant voor vermogensstructureerders is mijn gedachte, terwijl ik afhaak halverwege het lezen van de Memorie van Toelichting over dit onderwerp.
Boxhoppen
Meest opvallende zin die ik tegenkom: “Voor de groep van belastingplichtigen voor wie de belastingdruk stijgt treden naar verwachting gedragseffecten op, zoals het verschuiven van vermogen van box 3 naar box 2.” Impliciet het einde van box 3 en een uitnodiging voor vermogenden om te gaan boxhoppen. Wel sneu voor eigenaren voor vastgoed en ander vastzittend vermogen voor wie een overdracht aan een eigen bv of Open Fonds voor Gemene Rekening niet tot de mogelijkheden behoort. Over de JoJo- of Flits-box bovendien geen woord. Onbegrijpelijk blijf ik het vinden dat de termijn van 6 maanden in de anti-boxhopbepaling van artikel 2.14, 3-c IB niet inmiddels is verlengd naar 18 maanden.
Sterker nog, boxhoppen wordt alleen maar aantrekkelijker en de omslagpunten ten gunste van box 2 stijgen verder. Het tarief van box 3 stijgt immers naar 31%. Niet geheel onverwacht wordt het bezit van vermogen hiermee steeds zwaarder belast. Nadat in 2017 het vaste forfaitair rendement van 4% eindigde, draaien we met deze tariefsverhoging nu aan de tweede knop die de effectieve belastingdruk van de vermogensrendementsheffing bepaalt. Hopelijk geen voorbode wat er nog gaat komen. Het lage tarief van 37% in box 1 begint immers ook met een drie. Combineren we dit met een vermogenswinstbelasting in box 3 met eenzelfde winstbepaling als de vennootschapsbelasting en we hebben zo waar een globaal evenwicht tussen box 2 en box 3. Doordat de daling van het VPB-tarief naar 15% doorgaat, is de gecombineerde heffing VPB en box 2 immers ook afgerond 37%. Zeer benieuwd ben ik dan ook naar de toekomst van box 3 onder een volgend kabinet.
Drs. Jeroen Knol is partner O4 & Partners Private Office. Dinsdag 13 oktober 2020 verzorgt hij de masterclass vermogen in box 1, 2, 3.
Geef een reactie