De regeling voor tijdelijke verhuur van een eigen woning is ook van toepassing op een tijdelijke verhuur van een gedeelte van die eigen woning of een aanhorigheid bij die eigen woning.
Een echtpaar had een woning in eigendom, die kwalificeerde als eigen woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. Bij deze woning behoorde een tuinhuis. Sinds 2015 verhuurden het echtpaar dit tuinhuis. In cassatie is in geschil of de inkomsten uit tijdelijke verhuur van het tuinhuis in 2015 belast zijn in box 1.
Tijdelijke verhuur niet belast in box 1
Rechtbank en het hof oordeelde eerder dat de tijdelijke verhuur niet belast was in box 1. Volgens de rechtbank kon de tijdelijke verhuur van het tuinhuisje in het geheel niet worden belast. Het hof besliste dat de tijdelijke verhuur van het tuinhuisje was belast in box 3.
Kwalificatie tijdelijke verhuur aanhorigheid bij woning
De wetgever wilde volgens de Hoge Raad niet dat door tijdelijke verhuur van een eigen woning, die woning niet meer zou kwalificeren als eigen woning. Aan die bedoeling van de wetgever zou onvoldoende recht worden gedaan als de tijdelijke terbeschikkingstelling van een gedeelte van de eigen woning of een aanhorigheid bij een eigen woning aan derden tot een ander gevolg zou leiden dan de tijdelijke terbeschikkingstelling van de gehele woning. Het oordeel van het hof dat het tuinhuis door tijdelijke verhuur slechts tijdelijk als hoofdverblijf aan het echtpaar ter beschikking stond en dat de eigenwoningregeling niet van toepassing was, berust dan ook op een onjuiste rechtsopvatting volgens de Hoge Raad. De inspecteur heeft terecht 70 procent van de huuropbrengsten tot het inkomen uit werk en woning gerekend.
Vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel
De Hoge Raad verwerpt ook het beroep op het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel van het echtpaar. Hoewel het hof de stellingen niet heeft behandeld en de Hoge Raad de zaak daarvoor zou moeten verwijzen, doet de Hoge Raad dat niet. Van enig door de inspecteur opgewekt vertrouwen kan volgens de Hoge Raad geen sprake zijn. Ook schending van het gelijkheidsbeginsel doet zich niet voor.
Wet: art. 3.111 en 3.113 Wet IB 2001
Meer informatie: Hoge Raad 18 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1448, 19/03974
In de masterclass Eigen woning op vrijdag 2 oktober 2020 gaat mr. Frits van der Kamp onder andere in op dit arrest.
Geef een reactie