De versnelde invordering van navorderingsaanslagen inkomsten is volgens Hof Arnhem-Leeuwarden geen uitvoering van het Unierecht. Men kan daardoor in beginsel niet eisen eerst te worden gehoord voordat de fiscus hem een kostenbeschikking oplegt.
De inspecteur had de vennoten van een vof, die een groothandel in juweliersartikelen exploiteerde, navorderingsaanslagen inkomstenbelasting opgelegd. De ontvanger van de belastingen meende dat er een gerechtvaardigde vrees tot verduistering van de goederen van de vof bestond. Daarom ging hij over tot versnelde invordering. Hij legde de vennoten dwangbevelen op. Bij een betaling binnen twee dagen zouden de vennoten de betekeningskosten van het dwangbevel niet hoeven te betalen. De betaling blijft echter achterwege. Een van de vennoten gaat in beroep tegen de in rekening gebrachte betekeningskosten.
Terechte betekeningskosten
Het hof constateert dat de betekeningskosten niet staan vermeld op de dwangbevelen zelf, maar wel op het exploot van de belastingdeurwaarder dat tegelijkertijd is afgegeven. Dat betekent dat de vennoten bekend waren met die kosten en hoe zij die konden ontlopen. De vennoten betaalden echter niet, dus zijn de betekeningskosten terecht gehandhaafd. Voor een eventueel beroep tegen de versnelde invordering moeten de vennoten trouwens bij de civiel rechter zijn.
Verdedigingsbeginsel
Het hof oordeelt dat evenmin sprake is van een schending van het Unierechtelijk verdedigingsbeginsel. Een bezwaar tegen een kostenbeschikking zoals hier valt niet onder het Unierecht. Dit geldt zelfs voor de navordering van de inkomstenbelasting. De ontvanger was daardoor niet verplicht de vennoten eerst te horen. Het hof verklaart daarom het beroep van de vennoot ongegrond.
Geef een reactie