Als de inspecteur de waarde van een (periodiek) geschonken kunstwerk betwist, moet hij in principe zelf wel een taxateur zien te vinden die op een lagere waarde uitkomt.
Een man had tijdens zijn leven kunst verzameld en een deel daarvan in een trust ingebracht. Een deel van de familie kocht een schilderij van de trust voor £ 4 miljoen. Een aantal jaren later besloot de familie het schilderij te schenken aan een museum. De taxatiewaarde was toen € 9 miljoen. De schenking zou in zeven jaarlijkse termijnen plaatsvinden. Nog voor deze termijnen voorbij waren, overleed de kunsthandelaar. Zijn erfgenamen sloten een vaststellingsovereenkomst (VSO) met de Belastingdienst over de fiscale gevolgen van dit overlijden. Meer specifiek ging het om de afwikkeling van de trust en het later in privé houden van trustvermogens.
Geen beroep op VSO
Ondanks deze VSO corrigeerde de inspecteur de aangifte van een kleinzoon van de kunstverzamelaar. Deze kleinzoon had een onverdeeld aandeel van 1/15 in het schilderij en daarom een deel van de termijn van de schenking van het schilderij afgetrokken als periodieke schenking. De inspecteur meende echter dat de waarde van het schilderij maar € 4,5 miljoen bedroeg. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de VSO een correctie niet in de weg staat. De exacte hoogte van de gift, de manier van schenken en de fiscale gevolgen van een en ander kwamen niet aan de orde bij het afsluiten van de VSO.
Taxatie schenker niet weerlegd
De kleinzoon moet dus aannemelijk maken dat de door hem gestelde waarde juist is. Dit lukt hem ook. Hoewel hij maar een summiere taxatie overlegt, betekent dit volgens de rechtbank nog niet dat deze taxatie onjuist is. Bovendien heeft de Belastingdienst geen deskundige kunnen vinden die op een lagere waarde komt. Daarom draait de rechtbank de correctie van de aangifte terug.
Geef een reactie