In twee verschillende zaken wees de rechter een verzoek om een dwangakkoord toe. De gemeente en de Belastingdienst moesten genoegen nemen met het aanbod van de belastingschuldigen. Gezien de omstandigheden was het weigeren om mee te werken niet redelijk.
In een zaak voor Rechtbank Rotterdam bood een man zijn schuldeisers een schuldregeling aan. Deze regeling hield een betaling in van 19,22% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Bij het vaststellen van zijn afloscapaciteit was de man uitgegaan van een ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. De afloscapaciteit kon eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. De man stelde dat hij al het mogelijke had gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Sinds zijn aanmelding bij een schuldhulpverlener waren geen nieuwe schulden of achterstanden meer ontstaan. Twee van de drie schuldeisers accepteren dit aanbod. De gemeente weigert echter mee te werken aan dit aanbod omdat de schuldhulpverlening niet is aangesloten bij de NVVK.
Schuldeiser doet alle moeite
De man verzoekt daarom de rechtbank om een dwangakkoord toe te kennen. Hoewel het belang van de gemeente vaststaat, toetst de rechtbank of haar weigering tot medewerking redelijk is. De rechtbank constateert dat dit niet het geval is. Om te beginnen ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid en objectiviteit van de schuldhulpverlener. Ook volgt de rechtbank het standpunt van de schuldenaar dat zijn voorstel het uiterste is wat men van hem kan vragen. De man beschikt namelijk niet over betaald werk, spreekt de Nederlandse taal niet goed en heeft gezondheidsproblemen. Het is daarom aannemelijk hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen. De rechtbank verwacht dat het voorstel gunstiger uitpakt voor de schuldeisers dan de wettelijke schuldsaneringsregeling. Daarom legt de rechtbank de gemeente een dwangakkoord op.
Opleiding
In de zaak voor Rechtbank Den Haag bood een vrouw haar preferente en concurrente schuldeisers een uitkering van 11,88% respectievelijk 5,94% tegen finale kwijting van haar schuld. Deze uitkeringen waren te reserveren in een periode van 53 maanden. De vrouw was de Belastingdienst in totaal € 17.247 verschuldigd. Dit bedrag vormde 58,25% van haar schulden. De Belastingdienst wees als enige de aangeboden schuldregeling af. De rechtbank legde de fiscus op verzoek van de vrouw een dwangakkoord op. Door de aanvaarding van de schuldregeling zou de vrouw haar opleiding kunnen afronden om vervolgens intensief te solliciteren. Dit bood de schuldeisers meer kans op een terugbetaling van hun vorderingen dan de wettelijke schuldregeling.
Wet: art. 287a Fw
Bronnen: Rechtbank Rotterdam 8 oktober 2020 (gepubliceerd 9 oktober 2020), ECLI:NL:RBROT:2020:9051, 602178 FT EA 20-1091 en Rechtbank Den Haag 6 augustus 2020 (gepubliceerd 9 oktober 2020), ECLI:NL:RBDHA:2020:10069, C/09/592349 / FT RK 20/473 en FT RK 20/474
Online cursus kwijtschelden en afwaarderen van vorderingen | 6 november
Door de coranacrisis kunnen veel schuldenaars hun schulden niet aflossen. Tijdens deze cursus gaat mr. Almer de Beer in op de gevolgen hiervan voor de schuldeiser. Daarbij staat de schuldeiser-vennootschap (vennootschapsbelasting) en de schuldeiser-dga die een lening heeft verstrekt aan zijn vennootschap (tbs-regeling/box 1) centraal.
Geef een reactie