In het arrest van de Hoge Raad van 1 mei 2020 (ECLI:NL:HR:2020:825) sprak ons hoogste rechtscollege zich uit over de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) bij samenwerkingsverbanden zoals een vof. We moeten de KIA toerekenen aan de ondernemer naar ‘evenredigheid van zijn investeringsbedrag ten opzichte van het totaal van de investeringen van het samenwerkingsverband én de buitenvennootschappelijke investeringen’. Ron Meijer laat zien hoe de ondernemer in voorkomende gevallen op een vrij eenvoudige wijze belastingvoordeel kan realiseren.
In de Wet inkomstenbelasting 2001 komt nu een reparatie of verduidelijking aangaande deze evenredigheid. In de Tax Talks uitzending met als onderwerp Belastingplan 2021 sprak prof. Meussen zich uit over de merkwaardige opbouw van de KIA. ‘Eerst gaat ie procentueel omhoog, dan krijg je vervolgens een vast bedrag en gaat ie weer naar beneden’. Dat wisten de meeste belastingadviseurs vast en zeker (art. 3.41 Wet IB 2001). Maar toen ging bij mij het lampje branden. En wel hierom: de KIA moet berekend worden op het niveau van de objectieve onderneming.
Wanneer is sprake van een objectieve onderneming? In de Wet inkomstenbelasting 2001 vinden we geen definitie van een onderneming. De wetgever verwijst voor de uitleg van het begrip ‘onderneming’ naar de jurisprudentie. De Hoge Raad legt in zijn jurisprudentie het begrip onderneming uit als een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid waarmee, door deelname aan het maatschappelijke productieproces, wordt beoogd winst te behalen. De meeste collega’s kennen dit vast en zeker.
In deze tijd is het staande praktijk dat een ondernemer in de door COVID-19 zwaar getroffen sectoren andere activiteiten op pakken om aan de kost te komen. Om voor deze ondernemer dan maximaal fiscaalvoordeel te kunnen realiseren, is waar we als actieve belastingadviseur het voor doen, ja toch?
Als een ondernemer met een eenmanszaak een extra activiteit in het Handelsregister wil toevoegen, volgt er geen separaat nummer, maar voegt de Kamer van Koophandel de activiteit toe aan het reeds bestaande inschrijvingsnummer. De meeste ondernemers en adviseurs boeken beide ondernemingsactiviteiten in één bedrijfsadministratie. Laten we zeggen een horecaondernemer en een koeriersbedrijf. En laten we aannemen, dat beide kwalificeren als een objectieve onderneming. Wat nu als de ondernemer een hele luxe nieuwe bedrijfsauto voor het koeriersbedrijf aanschaft met een aanschafwaarde van € 58.000 en voor zijn horecaonderneming dit jaar voor corona een nieuwe keuken voor € 30.000 had aangeschaft? Hoeveel KIA mag deze ondernemer dan in aftrek nemen? Stopt het bij, zoals mijn favoriete hoogleraar Meussen omschreef: ‘vast bedrag’ van € 16.307, of is er meer aftrek te realiseren?
Nieuw is dat de verdeling van de KIA nu ook wordt doorgetrokken naar het subject. Dus als het subject twee objectieve ondernemingen op naam heeft, een horecaonderneming en een koeriersbedrijf, dan moeten we de KIA per objectieve onderneming berekenen. In casu 28% van € 30.0000 = € 8.400 + € 16.307 = € 24.707!
Voor de KIA kan het derhalve zeer voordelig zijn om beide objectieve ondernemingen administratief body te geven. Bijvoorbeeld door middel van een eigen website, briefpapier én een separate administratie te voeren. Zo kan de ondernemer in voorkomende gevallen op een vrij eenvoudige wijze belastingvoordeel realiseren.
Ron Meijer is belastingadviseur bij Blauwe Vrijdag
Geef een reactie