Stichtingen en verenigingen met ondernemingen zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting als hun winst blijft onder een jaargrens of een vijfjaarsgrens. Advocaat-generaal Wattel adviseert de Hoge Raad om de vijfjaarsgrens bij nieuwe lichamen in absolute zin toe te passen. Bij een latere overschrijding kan echter navordering plaatsvinden.
Normaal gesproken is een stichting of een vereniging alleen belast voor zover zij een onderneming drijft. Bovendien geldt in een kalenderjaar een vrijstelling voor vennootschapsbelasting als haar winst onder een van de twee winstgrenzen valt. De eerste winstgrens ziet op de winst in een kalenderjaar, deze mag hooguit € 15.000 bedragen. Een stichting of een vereniging voldoet aan de tweede winstgrens als het totaal aan jaarwinst over het desbetreffende kalenderjaar en de voorafgaande vier jaren hoogstens € 75.000 bedraagt. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden kan men alleen toetsen aan de tweede winstgrens als de stichting of de vereniging minimaal vijf jaren oud is. Zie: ‘Winstgrens vrijstelling is strenger voor nieuwe vereniging’.
Voorlopige vrijstelling
De Advocaat-generaal (A-G) meent dat de uitleg van het hof geen recht doet aan het doel en de strekking van de regeling. De tweede winstgrens is bedoeld om incidentele jaarplafondoverschrijdingen te absorberen. Uiteindelijk adviseert de A-G in deze situatie de tweede winstgrens in absolute zin toe te passen. De stichting is dus vrijgesteld omdat haar winst over de drie jaren onder de € 75.000 is gebleven. Maar de A-G voegt daaraan toe dat de situatie verandert als de stichting na twee jaren zo veel winst behaalt dat het totaal boven de tweede winstgrens uitkomt. Dan is volgens de A-G sprake van een nieuw feit en kan de inspecteur tot navordering overgaan!
Geef een reactie