Doet men aangifte BPM voor een auto, waarvan nog nauwelijks verkopen in Nederland hebben plaatsgevonden? Dan mag men van de Hoge Raad voor de berekening van de BPM-grondslag niet werken met een waarde op een algemeen toegepaste koerslijst.
Een bv had in verband met de registratie van een in Duitsland gekochte cabriolet aangifte BPM gedaan. Zij had aanvankelijk de auto als nieuw aangemeld, maar kwam daar later op terug. De bv onderbouwde haar nieuw voorgestelde handelsinkoopwaarde met een koerslijst. Maar de Belastingdienst wijst het bezwaarschrift van de bv af. De inspecteur stelt dat de cabriolet een zeer jong en exclusief motorvoertuig betreft van een nieuw model. In het desbetreffende jaar waren nauwelijks exemplaren van deze auto in Nederland geregistreerd. Maar de bv wist Hof Arnhem-Leeuwarden van haar gelijk te overtuigen. Zie: ‘Na 881 kilometer telt een auto niet meer als nieuw’.
Gebruik afschrijvingstabel
De staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie tegen de hofuitspraak. Hij stelt dat het gebruik van een koerslijst is bedoeld om een richtprijs te herleiden aan de hand van een wezenlijk aantal transacties. In dit geval zijn er onvoldoende transacties om een aanvaardbare schatting te maken, aldus de staatssecretaris. Ook de Hoge Raad vindt dat de richtprijs van een betrouwbare koerslijst moet zijn bepaald aan de hand van door wederverkopers werkelijk betaalde inkoopprijzen. Van zeer jonge en incourante personenauto’s zullen onvoldoende gegevens zijn. De bv mag daarom de koerslijst niet gebruiken. Zij moet werken met de afschrijvingstabel uit de uitvoeringsregeling.
Wet: art. 10, eerste, tweede lid Wet BPM 1992
Regeling: art. 8, vierde lid, onderdeel a Uitv.reg. BPM
Bron: Hoge Raad 23 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1666, 19/00101
Geef een reactie