De staatssecretaris van Financiën heeft een cassatieberoep tegen de toekenning van een btw-vrijstelling aan een Body Stress Release-therapeut ingetrokken. Wel merkt hij op dat men moet kijken naar de beroepskwalificaties om te achterhalen of de btw-vrijstelling geldt.
Hof Amsterdam oordeelde op 29 september 2020 dat die diensten die een ondernemer verrichtte als Body Stress Release (BSR)-therapeut kwalificeerden als medische diensten. Deze diensten zijn daarom vrijgesteld van omzetbelasting. Het hof meent dat de BSR-therapeut een gezondheidskundige dienst verricht. Deze dienst is van een gelijkwaardig kwaliteitsniveau als een gezondheidskundige dienst van een Wet BIG-beroepsbeoefenaar. Het hof hecht hierbij onder meer waarde aan het feit dat de therapeut voldoende opleiding had genoten.
Intrekking cassatieberoep
De staatssecretaris van Financiën was het in eerste instantie niet eens met het hofoordeel en stelde cassatie in. Hij realiseert zich echter dat het hof de regelgeving op een niet-onbegrijpelijke manier heeft toegepast. Ook is het hofoordeel gebaseerd op geleverd bewijs waarvan het hof zelf bepaalt welke waardering het daaraan toekent. De staatssecretaris verwacht daarom dat een cassatieprocedure geen vruchten zal opleveren. Hij trekt dan ook zijn cassatieberoep in.
Beroepskwalificaties
Hij overweegt wel een besluit aan te passen. Het hof stelt namelijk in een overweging ten overvloede dat de gelijkwaardigheid van de behandeling vanuit het oogpunt van de consument voorop staat. Dit is een andere toets dan de toets van de gelijkwaardigheid van de behaalde diploma’s. De staatssecretaris is het niet eens met dit standpunt. Volgens hem hoeft de opleiding niet inhoudelijk gelijk te zijn aan die van de Wet BIG-beroepsbeoefenaar. Maar zij moet wel van een voldoende geobjectiveerd kwaliteitsniveau zijn om te kunnen zeggen dat de diensten kwalitatief soortgelijk zijn en met elkaar concurreren. Voor een gelijkwaardig kwaliteitsniveau moet men kijken naar de beroepskwalificaties. De staatssecretaris merkt nog op dat hij een met de hofoverweging vergelijkbaar standpunt bestrijdt in een andere cassatieprocedure. Deze zaak ziet op de diensten door een medisch pedicure.
Wet: art. 11, eerste lid, onderdeel g, sub 1° onder a Wet OB 1968
Besluit: onderdeel 4 onder b Besluit BLKB2016/433M
Bron: Ministerie van Financiën 28 oktober 2020, 2020-0000206415
Geef een reactie