Rechtbank Den Haag vindt het niet aannemelijk dat een ondernemer een groot aantal uren in dienstbetrekking werkt maar daarnaast nog aan het urencriterium voldoet.
Een man dreef in 2016 een eenmanszaak. Daarnaast hij had hij bij vier werkgevers werkzaamheden in dienstbetrekking verricht. Bij deze werkgevers had hij in totaal minimaal 2239 uren gewerkt. Zowel de Belastingdienst als de rechtbank vindt het daarom onwaarschijnlijk dat de man daarnaast 1225 uren aan zijn onderneming heeft besteed. Hij kan deze geclaimde uren alleen onderbouwen met een Excelbestand met onduidelijkheden. Zijn verwijzingen naar mondelinge overeenkomsten overtuigen de rechtbank evenmin. De rechter oordeelt daarom dat de man niet voldoet aan het urencriterium. Hij heeft daarom geen recht op zelfstandigen- en startersaftrek.
Wet: art. 3.6 Wet IB 2001
Bron: Rechtbank 24 september 2020 (gepubliceerd 4 november 2020), ECLI:NL:RBDHA:2020:10883, AWB 19/6980
Geef een reactie