Zelfs al koopt iemand een woning met een zelfbewoningsplicht en een verhuurbeperking, dan nog kan deze woning in box 3 vallen.
Een vrouw had een woning gekocht van een stichting onder het ‘Slimmer Kopen’ concept. Dat betekende onder andere dat zij op de aankoopprijs een korting van 25% kreeg. Deze korting zou zij bij een eventuele toekomstige verkoop weer afdragen aan de stichting. Bovendien kwam 37,5% van de toekomstige waardeontwikkeling toe aan de stichting. Daarnaast gold een zelfbewoningsplicht. De vrouw mocht daardoor uitsluitend de woning verhuren of op andere wijze in gebruik afstaan als de stichting daarmee instemde. Hiervoor gold in beginsel een maximale verhuurperiode van één jaar. En inderdaad verhuurde de vrouw de woning met toestemming van de stichting in de periode december 2017 tot december 2018. In deze periode huurde zij zelf een woning.
Geen tijdelijke verhuur
De Belastingdienst meent dat de woning voor de vrouw ook tijdens de verhuurperiode als eigen woning kwalificeert. De inspecteur wil daarom 70% van de werkelijke verhuur belasten. De vrouw stelt echter dat de woning in box 3 valt. Omdat zij meer inkomstenbelasting moet betalen als de woning bij haar in box 1 valt, ligt de bewijslast bij de fiscus. Maar de inspecteur weet Rechtbank Zeeland-West-Brabant niet van zijn gelijk te overtuigen. De huurwoning van de vrouw was haar hoofdverblijf in de periode van december 2017 tot december 2018. Zij werkte daar ook in de buurt, zodat zij daar ook haar centrale levensplaats had. Haar eigendom van de verhuurde woning en de geldende huurbeperkingen waren onvoldoende om de gekochte woning het hoofdverblijf van de vrouw te maken. De rechtbank verklaart daarom het beroep van de vrouw gegrond.
Wet: art. 3.111 en 3.113 Wet IB 2001
Geef een reactie