Stel dat iemand in beroep gaat tegen de in zijn ogen te lage teruggaaf van BPM. Daarnaast gaat hij in beroep tegen de beschikking van te vergoeden belastingrente. De belastingrechter verklaart het beroep tegen de teruggaaf gegrond. De rechter kan dan oordelen dat de inspecteur eerst een nieuwe belastingrentebeschikking moet nemen.
Een man had een geschil met de fiscus over een rentebeschikking naar aanleiding van een teruggaaf BPM. Hij startte een beroepsprocedure waarin zijn gemachtigde op 3 december 2019 de behandelend rechter wraakte. De wrakingskamer wees zijn verzoek af. Op 28 januari 2020 weigerde Rechtbank Zeeland-West-Brabant de gemachtigde vanwege zijn beledigend taalgebruik. Tijdens de eerste zitting op 24 juni 2020 wraakte ook de nieuwe gemachtigde de behandelend rechter. Opnieuw wees de wrakingkamer dit wrakingsverzoek af. Daarbij liet de wrakingskamer meteen weten een volgend verzoek in deze zaak niet meer in behandeling te nemen. Daarom legde de rechter het wrakingsverzoek tijdens de zitting op 29 oktober 2020 naast zich neer.
Nieuwe rentebeschikking nodig
De rechtbank constateert dat de partijen het erover eens zijn dat de man vanwege zijn recht op teruggaaf van BPM ook recht heeft op een vergoeding van belastingrente. Deze rente moet men in ieder geval berekenen over de periode van 1 april 2015 tot en met 29 mei 2017. Maar in deze zaak doet zich een bijzondere omstandigheid voor. De uitspraak op bezwaar tegen de hoogte van de teruggaaf, wordt namelijk vernietigd. De rechter oordeelt dat de inspecteur een nieuwe rentebeschikking moet nemen. Verder is de periode waarover de rente wordt berekend afhankelijk van de dagtekening van de teruggaafbeschikking. Het is mogelijk dat de uitspraak op bezwaar op een hogere teruggaaf uitkomt. Daarom legt de rechtbank de rentevergoeding niet vast in haar uitspraak. De inspecteur zal dat moeten doen bij de nieuwe uitspraak op bezwaar.
Aparte beschikking voor Irimierente
Verder stelt de man dat hij recht heeft op een vergoeding van zogeheten Irimierente. Grofweg gezegd is de fiscus Irimierente verschuldigd als in strijd met Unierecht belasting is geheven. De ontvanger dient de Irimierente in een eigen beschikking vast te stellen. De rechtbank oordeelt dat het recht op Irimierente in deze procedure niet aan de orde kan komen.
Immateriële schadevergoeding
Bovendien oordeelt de rechtbank dat de hele procedure onredelijk lang heeft geduurd, zodat de man recht heeft op een immateriële schadevergoeding. Overigens oordeelt de rechtbank dat het uitstel vanwege het zoeken naar een nieuwe gemachtigde en het indienen van het tweede wrakingsverzoek voor rekening van de man komt. Het eerste wrakingsverzoek en een uitstel vanwege de coronamaatregelen verlengen de redelijke termijn niet.
Wet: art. 8:18, 8:25, 8:71 en 8:75 Awb, art. 30ha AWR en art. 28c IW
Geef een reactie