De Belastingdienst zal al snel vermoeden dat een bv onzakelijk handelt als zij een rentevordering op haar bestuurder kwijtscheldt. Toch kan is zo’n kwijtschelding niet automatisch onzakelijk. Heeft de bestuurder bijvoorbeeld kosten van de bv voor rekening genomen, dan kan de kwijtschelding door de bv zakelijk zijn.
Een man was de bestuurder en 100%-certificaathouder van een bv. Ultimo 2014 had de bv een vordering op de man van € 5.140.420. Hierover was over 2014 € 54.940 aan rente berekend die de certificaathouder schuldig was gebleven. De bv had de rentevordering ultimo 2014 afgewaardeerd tot nihil. Zij schold de certificaathouder het bedrag van € 54.940 kwijt. De man deed in 2014 een schenking van € 100.000 aan een persoon, met wie hij in 2015 trouwde onder het maken van huwelijkse voorwaarden. In geschil is of de inspecteur terecht het bedrag van € 54.940 tot de belastbare winst heeft gerekend. Hof Den Haag (NTFR 2020/353) heeft die vraag bevestigend beantwoord. De Hoge Raad casseert de hofuitspraak echter wegens onbegrijpelijkheid.
Irrelevante schenking
Zo oordeelt het hof dat artikel 5 van de overeenkomst van geldlening tussen de bv en de certificaathouder de schuldeiser het recht gaf een vorm van zekerheid (een positieve hypotheekverklaring) te eisen. De Hoge Raad vindt dit oordeel onbegrijpelijk. Tussen partijen is namelijk niet in geschil dat de bv en de certificaathouder geen (schriftelijke) overeenkomst van geldlening hebben opgemaakt. In de tweede plaats vond het hof dat de schenking door de certificaathouder ertoe leidt dat de kwijtschelding een onttrekking aan het vermogen van belanghebbende oplevert. Deze onttrekking is volgens het hof ingegeven door onzakelijke motieven. Dit hofoordeel is volgens de Hoge Raad ondeugdelijk. De bv heeft namelijk gemotiveerd gesteld dat de man in 2014 een zodanig negatief vermogen had dat daardoor haar rentevordering op de certificaathouder geen waarde had. Dit was zonder de schenking niet anders geweest. In het licht van deze stelling is niet begrijpelijk dat de door de certificaathouder gedane schenking maakt dat de kwijtschelding een onttrekking aan het vermogen van de bv oplevert.
Certificaathouder betaalt kosten bv
De schenking is aangewend om te voldoen aan een primaire levensbehoefte van de certificaathouder. Het hof heeft daaraan de gevolgtrekking verbonden dat de bv zich bij de kwijtschelding heeft laten leiden door het belang van de certificaathouder. Opnieuw een onbegrijpelijk oordeel, aldus de Hoge Raad. Ten heeft het hof zich ten onrechte niet uitgelaten over een stelling van de bv. deze stelling luidt dat zij bij de kwijtschelding zakelijk handelde. De certificaathouder zou namelijk in 2014 tot een bedrag van € 30.166,27 kosten van de bv voor zijn rekening hebben genomen. De Hoge Raad vernietigt het hofoordeel en verwijst de zaken door naar Hof Amsterdam
Wet: art. 2.17 en 4.12 Wet IB 2001 en art. 10 Wet Vpb 1969
Bronnen: Hoge Raad 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1947, 19/05003, Hoge Raad 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1948, 19/05004 en Hoge Raad 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1949, 19/05006
Geef een reactie