Een belastingadviseur die zijn cliënten aanraadt een constructie met een Stichting Particulier Fonds op te zetten, moet hen waarschuwen voor de bijbehorende risico’s. Geeft hij alleen algemene waarschuwingen over deze risico’s, dan kunnen zijn cliënten hem aansprakelijk stellen voor geleden fiscale schade. Dit blijkt uit de volgende zaak voor Rechtbank Rotterdam.
Een man was in 2002 overleden. Hij was in gemeenschap van goederen gehuwd en het gemeenschappelijk vermogen bedroeg ongeveer € 14,8 miljoen. Het grootste gedeelte van dat vermogen was ondergebracht in een Luxemburgse beleggingspolis. De helft van het gemeenschappelijk vermogen viel in de nalatenschap. De weduwe kreeg het vruchtgebruik over de gehele erfenis. Een van haar vier zonen vroeg namens zijn moeder een belastingadvieskantoor om advies over het verminderen van de belastingdruk. Het kantoor adviseerde het vermogen onder te brengen in een op te richten Stichting Particulier Fonds (SPF). Deze SPF was opgericht naar Antilliaans recht.
Constructie met SPF mislukt
Volgens het advieskantoor kon de moeder onbelast schenken aan de SPF. De SPF zou vervolgens onbelast kunnen schenken aan de zonen en hun kinderen, zo adviseerde het kantoor. Maar de constructie pakte niet uit als gehoopt. De Belastingdienst rekende het vermogen van de SPF namelijk toe aan de moeder. Uiteindelijk sloten de partijen een vaststellingsovereenkomst (VSO). Op grond van deze VSO moesten de vier broers en hun echtgenoten ieder € 139.090 en de kleinkinderen samen € 1.381.546 aan belasting betalen.
Fiscale schade kinderen
De broers stellen het belastingadvieskantoor aansprakelijk voor deze fiscale schade. In een tussenvonnis van 7 maart 2018 oordeelde de rechtbank al dat de broers voor 20% de schade zelf moeten dragen. Op grond van algemene waarschuwingen van het kantoor hadden zij moeten beseffen dat het risicovol was om zich met het vermogen van de SPF te blijven bemoeien. Dat neemt niet weg dat het adviesbureau onvoldoende waarschuwingen heeft gegeven. Het belastingadvieskantoor stelt overigens dat de fiscale schade hooguit de helft bedraagt van wat de broers aan de fiscus hebben betaald. De betalingsverplichting op grond van de VSO rustte namelijk ook op de echtgenoten van de broers. Maar de rechtbank verwerpt dit standpunt. Zonder schikking had de Belastingdienst een vordering gekregen op de broers, niet op hun echtgenoten.
Schenkbelasting door kleinkinderen
Daarnaast vorderen de broers een schadevergoeding voor de betalingen die hun kinderen, de kleinkinderen van de erflater dus, op grond van de VSO moesten doen. De rechtbank constateert dat deze betalingen betrekking hebben op schenkbelasting. De kleinkinderen zouden deze belasting verschuldigd zijn. De rechtbank oordeelt dat de weduwe van de erflater hiermee geen schade heeft geleden. Zij was volgens de rechter niet verplicht om onbelaste schenkingen te doen aan haar kleinkinderen. De kleinkinderen hebben misschien wel een zelfstandig recht op schadevergoeding, maar deze vraag valt buiten de huidige zaak. Uiteindelijk veroordeelt de rechtbank het belastingadviesbureau tot het betalen van een schadevergoeding van ruim € 460.000.
Wet: art. 6:98 BW
Bronnen: Rechtbank Rotterdam 9 december 2020 (gepubliceerd 12 januari 2021), ECLI:NL:RBROT:2020:12558, C/10/512940 HA ZA 16-1048 en Rechtbank Rotterdam 7 maart 2018 (gepubliceerd 22 maart 2018), ECLI:NL:RBROT:2018:1967, C/10/512940 HA ZA 16-1048
Geef een reactie