Gedurende de lockdown hoeft een horecabedrijf maar de helft van de huur te betalen. Dat bepaalde Rechtbank Den Haag in een geschil over huurvermindering.
De rechtbank oordeelt dat de gevolgen van de coronacrisis gelijkelijk over partijen verdeeld moeten worden tijdens de periode waarin het horecabedrijf de exploitatie geheel moet staken. Horecaondernemers en winkeliers kregen al vaker gelijk bij de rechter, maar dat was steeds in kort gedingen. Dit is het eerste vonnis in een bodemprocedure.
Niet voorzien
Volgens de rechtbank bestaat er geen aanleiding om aan te nemen dat partijen bij het sluiten van de huurovereenkomst rekening hebben gehouden met een gezondheidscrisis van deze omvang, waarbij diverse overheidsmaatregelen worden getroffen die maken dat het gehuurde gedurende langere tijd niet kan worden gebruikt. De coronacrisis moet gelet op haar omvang en de gevolgen voor de economie en de maatschappij, dan ook als een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW worden beschouwd.
Het vonnis kan grote gevolgen hebben voor restauranthouders, cafébazen en winkeliers. Zij kunnen nu gemakkelijker kortingen afdwingen, stellen experts in het FD.
Koninklijke Horeca Nederland en Horeca Maatwerk raden hurende horecaondernemers aan om in gesprek te gaan met de verhuurder over een verlaging of kwijtschelding van huur tijdens de coronacrisis. Ondernemers die op dit moment met de verhuurder in gesprek zijn over een oplossing over de huurbetaling tijdens de coronacrisis of hierover wellicht al een gerechtelijke procedure hebben lopen, wordt aangeraden om de verhuurder op dit vonnis te wijzen.
Meer informatie: Rechtbank Den Haag, 21 januari 2021, gepubliceerd 27 januari 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:461
Geef een reactie