Pensioenadviseurs moeten als opdrachtnemer de zorg van een goed opdrachtnemer in acht nemen. Bij het verstrekken van een advies voor een nieuwe pensioenregeling moeten zij van de AFM altijd zelf controleren of de cliënt verplicht onder een cao valt of dat een bpf van toepassing is.
Een Nederlandse bv van een internationaal concern hield zich bezig met het produceren en verkopen van soezen en eclairs. In 2017 had de bv aan een pensioenadviseur gevraagd haar e adviseren over de vraag waar de bv haar pensioenovereenkomst vanaf 2017 het beste kon onderbrengen. In het uitgebrachte rapport van de adviseur stond dat het bedrijf niet onder de verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenfonds (bpf) valt. Op 31 mei 2017 ontving de bv toch een brief waarin stond dat zij verplicht moest zijn aangesloten bij het Bpf Zoetwaren. De bv heeft haar pensioenadviseur aansprakelijk gesteld voor de schade door het onjuiste advies.
De zorg van een goed opdrachtnemer van een pensioenadviseur
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de pensioenadviseur inderdaad aansprakelijk is voor de schade van de bv wegens wanprestatie. Het gaat hier om de vraag of de pensioenadviseur de zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen. Dat is niet het geval. Voor pensioenadvisering geldt als nadere concretisering en invulling van wat verwacht mag worden van een redelijk handelend en redelijk bekwaam pensioenadviseur de leidraden van de AFM. In de ‘Leidraad tweede pijler pensioenadvisering’ staat dat werkgevers vaak niet weten of op hun onderneming een cao of bpf van toepassing is. Daarom is het belangrijk dat pensioenadviseurs altijd zelf controleren of dat het geval is.
Pensioenadvies is onduidelijk
Met de mededeling dat de bv desgewenst zelf verder zou kunnen uitzoeken of een verplichte aansluiting bij Bpf Zoetwaren zou gelden, heeft de adviseur slechts half werk verricht. Bovendien staat in het advies zonder voorbehoud dat geen verplichte aansluiting bij een bpf is. In het rapport staat dat telefonisch overleg is geweest met het Bpf Zoetwaren. De medewerker van het Bpf Zoetwaren heeft de adviseur gemeld dat het bpf niet van toepassing was. De adviseur heeft echter niet aangetoond dat de mededeling is verstrekt door een medewerker van Bpf Zoetwaren waarvan de adviseur mocht aannemen dat die medewerker een gezaghebbende functie binnen het bpf bekleedde. De adviseur is daarom aansprakelijk voor de schade wegens wanprestatie van de pensioenadviseur.
Wet: art. 7:401 BW
Overig: ‘Leidraad tweede pijler pensioenadvisering (augustus 2018)’
Meer informatie: Rechtbank Rotterdam 20 januari 2021 (gepubliceerd 1 februari 2021), ECLI:NL:RBROT:2021:595, C/10/595899 / HA ZA 20-435
Geef een reactie