Mr. Samir El Oiskhiri geeft zijn precommentaar op een arrest van de Hoge Raad over het vaststellen van het tarief van de rioolheffing. Daarbij mogen de geschatte baten maar een deel van de kosten bedragen. Anders is sprake van overdekking en moet in beginsel een vermindering van het rioolrecht plaatsvinden. Heeft de gemeente bij het opstellen van de begroting bepaalde kosten niet in aanmerking genomen? Dan mag zij deze kosten niet rekenen tot de te dekken kosten.
Een instelling die werkzaam was op het gebied van de volkshuisvesting was door de gemeente Oostzaan aangeslagen voor de rioolheffing 2013 en 2014. In geschil is of de zogenoemde opbrengstlimiet is overschreden. Bij de beoordeling hiervan heeft Hof Amsterdam (NTFR 2020/2069) onder meer de perceptiekosten en de kosten van vegen van wegen in aanmerking genomen. In cassatie klaagt de instelling hier met succes over. Het hof is ervan uitgegaan dat de genoemde kosten bij de vaststelling van de gemeentelijke begroting niet in aanmerking zijn genomen als ‘last ter zake van de riolering’. Dit zou naderhand alsnog zijn gebeurd. Die handelwijze is volgens de Hoge Raad echter niet toegestaan. Het hof had daarom bij de toetsing aan de opbrengstlimiet die kosten niet in aanmerking mogen nemen. De Hoge Raad doet vervolgens zelf de zaak af.
Algehele en partiële onverbindendheid
Indien men voor 2013 geen rekening houdt met genoemde kosten, is er een overdekking van de geraamde lasten van € 136.403. Dat is 13,5% van de geraamde lasten. Nu de geraamde baten 10% of meer uitgaan boven het gecorrigeerde bedrag van de geraamde lasten, leidt dit tot algehele onverbindendheid van de verordening 2013. Als men voor 2014 geen rekening houdt met genoemde kosten, is er een overdekking van de geraamde lasten van € 105.811. Dat is 9,996% van de geraamde lasten, wat leidt tot een partiële onverbindendheid van de verordening. De Hoge Raad vermindert daarom de aanslag rioolheffing 2014 dient daarom te worden verminderd met € 28.841,85 tot € 259.691,85.
Commentaar mr. Samir El Oiskhiri
Taxence vroeg mr. Samir El Oiskhiri, werkzaam als fiscaal jurist bij de rijksoverheid, om een reactie op dit arrest.
De Hoge Raad herhaalt nog een keer dat het achteraf alsnog in aanmerking nemen van kosten die niet zijn opgenomen in de gemeentebegroting als last ter zake van de riolering niet is toegestaan. In tegenstelling tot verschillende auteurs kan ik me goed vinden in deze strenge zienswijze van de Hoge Raad. Het zorgt er namelijk voor dat creatieve gemeenten achteraf niet op oneigenlijke wijze binnen de opbrengstlimiet blijven of een inkomstenbron creëren. Dat gemeenten aan de voorkant scherper zullen moeten toerekenen en misschien niet alle kosten kwijt kunnen doet daar niet aan af.
Verordening: art. 5 Verordening rioolheffing Oostzaan 2013 en art. 5 Verordening rioolheffing Oostzaan 2014
Geef een reactie