Als een aanmerkelijkbelanghouder werkzaamheden namens een bv verricht, zal niet snel sprake zijn van winst uit onderneming voor die aanmerkelijkbelanghouder. In een recent gepubliceerde zaak oordeelt Rechtbank Noord-Nederland dat in de gegeven omstandigheden wel sprake is van winst uit onderneming voor een aanmerkelijkbelanghouder.
Een man had zich eind 2011 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als ondernemer. De ondernemingsactiviteiten bestonden uit de bemiddeling bij de handel, de huur of verhuur van vastgoed en advisering op het gebied van grond- en pachtzaken. De man noemde zich zelf ‘rentmeester’. In 2012 kreeg de ondernemer letter aandelen A van een bv. Die vormden voor de ondernemer een aanmerkelijk belang. Naast de ondernemer waren er nog meer aandeelhouders met letteraandelen die ook rentmeester waren.
Doel oprichting bv
De bv was opgericht om onder gezamenlijke naam naar buiten toe op te treden en bepaalde kosten te delen. Iedere aandeelhouder, waaronder dus de ondernemer, moest zelf zorg dragen voor verwerving van opdrachten. Die aandeelhouder voerde deze opdrachten in principe ook altijd zelf uit. De omzet werd gefactureerd uit naam van de bv en werd overgemaakt naar de bankrekening van de bv. Elke aandeelhouder kreeg na betaling door de opdrachtgever via de bv 85% van de omzet. 15% van de omzet was bestemd voor de bv voor overhead en ter dekking van de gezamenlijke kosten
Het geschil bij de rechtbank
Bij Rechtbank Noord-Nederland is in geschil of de inkomsten die de rentmeester heeft behaald met namens de bv verrichte activiteiten, winst uit onderneming zijn.
De kwalificatie van de verrichte activiteiten
De rechtbank stelt voorop dat de bv zelfstandig drager van rechten en plichten is. De bv is contractspartij. De opdrachtgevers sluiten met de bv overeenkomsten af. De rentmeester vertegenwoordigt de bv slechts. Fiscaal is het uitgangspunt daarom dat de bv de opdrachten heeft aangenomen. De inschrijving van de rentmeester bij de Kamer van Koophandel als ondernemer is niet relevant. Het betekent met name niet dat de rentmeester naar believen kan bepalen dat de behaalde omzet met zijn verrichte werkzaamheden aan de eenmanszaak kan worden toegerekend.
De bv als kassier
De rentmeesters hebben zich georganiseerd in een bv. Ze zijn ook als zodanig naar buiten toe opgetreden. In feite hebben de rentmeesters binnen de bv samengewerkt alsof zij firmanten zijn in een vof of maatschap van beroepsbeoefenaars. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat iedere rentmeester zelf zorg droeg voor het verkrijgen van opdrachten en deze zelfstandig naar eigen inzichten uitvoerde. De bv fungeerde slechts als kassier. Nadat de betalingen waren binnengekomen bij de bv werden deze per rentmeester bijgehouden en gekoppeld aan de letteraandelen van de desbetreffende rentmeester. Na aftrek van 15% van de omzet voor kosten, kon de rentmeester de resterende 85% opnemen, althans als de klant deze omzet had overgemaakt. Als de bv werd aangesproken, werd de rekening bij de aandeelhouder/rentmeester neergelegd die de opdracht had uitgevoerd. Als klanten niet betaalden, kwam dat ook voor rekening en risico van de rentmeester die de opdracht had uitgevoerd. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande de rentmeester zelf debiteurenrisico liep.
Afwegen belang interne werkelijkheid versus handelen vanuit bv
Naar buiten toe zijn de opdrachten volgens de rechtbank voor rekening en risico van de bv. Daar staat echter tegenover dat binnen de bv sprake is geweest van vrijwel gescheiden wegen. Voor elke rentmeester was daarom volgens de rechtbank sprake van een normaal ondernemers- en debiteurenrisico. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld wat zwaarder weegt. Is dat de interne werkelijkheid dat de rentmeesters ieder zelfstandig opereren of het feit dat de rentmeesters naar buiten toe vanuit de bv hebben geopereerd. Na raadpleging van oudere rechtspraak concludeert de rechtbank dat de vorm waarin iemand naar buiten toe optreedt minder belangrijk is dan de feitelijke zelfstandigheid die iemand aan de dag legt bij de uitvoering van zijn werkzaamheden. Het gaat naar het oordeel van de rechtbank bij de beoordeling van de vereiste zelfstandigheid om het perspectief van de belastingplichtige. Loopt de belastingplichtige daadwerkelijk ondernemersrisico’s van enige betekenis? De rechtbank is van oordeel dat dit onder voornoemde omstandigheden inderdaad zo is.
Wordt de rentmeester rechtstreeks verbonden voor verbintenissen?
Volgens de inspecteur wordt de rentmeester door tussenkomst van de bv niet rechtstreeks verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming. De rechtbank oordeelt dat volgens de wetgever van verbondenheid sprake is als de belastingplichtige tegenover zakelijke crediteuren aansprakelijk kan worden gesteld voor schulden van ‘de onderneming’. Dat is hier naar de mening van de rechtbank het geval. Hoewel de rentmeester op zichzelf niet direct tegenover externe schuldeisers van de bv aansprakelijk is, is hij dat wel op grond van interne richtlijnen binnen de bv. Ten overvloede oordeelt de rechtbank dat deze verbondenheid waarschijnlijk niet van toepassing is bij beroepsbeoefenaren. Aangezien rentmeester een zelfstandig beroep is, is ook op deze grond sprake van ondernemerschap voor de rentmeester.
Van twee walletjes
De rechtbank komt tot slot tot de conclusie dat de rentmeester door de gekozen manier van ondernemen in feite van twee walletjes kan eten. Enerzijds geniet hij externe bescherming door naar buiten toe in de rechtsvorm van een bv te werken. Tegelijkertijd profiteert de rentmeester van de IB-ondernemersfaciliteiten. De rentmeester voldoet aan zoveel criteria die volgens fiscale rechtspraak essentieel zijn geacht voor het fiscale ondernemerschap, dat het voldoen aan die criteria zwaarder moet wegen dan de civiel-juridische huls van de bv die de rentmeester gebruikt bij de uitvoering van zijn werkzaamheden.
Wet: art. 3.2, 3.4 en 3.5 Wet IB 2001
Meer informatie: Rechtbank Noord-Nederland 17 september 2020 (gepubliceerd 17 maart 2021), ECLI:NL:RBNNE:2020:4506, LEE 19/2300
Geef een reactie