De wijzigingen van de Tozo-regeling, waaronder het niet invoeren van de beperkte vermogenstoets en het urencriterium zijn in het Staatsblad gepubliceerd.
Niet invoeren van de beperkte vermogenstoets
Het kabinet heeft op 21 januari 2021 besloten om de beperkte vermogenstoets voor de Tozo niet in te voeren.
Urencriterium als onderdeel van de verklaring
Om in aanmerking te kunnen komen voor de Tozo moet een zelfstandige voldoen aan het urencriterium, dat wil zeggen 1.225 uur per jaar besteden aan het bedrijf. In dit besluit wordt om uitvoeringstechnische redenen geregeld dat gemeenten kunnen vaststellen of een zelfstandige voldoet aan dit urencriterium op grond van een verklaring van de zelfstandige. Een nadere toetsing door gemeenten op het voldoen aan het urencriterium is in dat geval niet nodig. Achteraf kan steekproefsgewijs worden gecontroleerd of zelfstandigen aan het urencriterium hebben voldaan.
Terugwerkende kracht aanvraag
Tijdens Tozo 3 kan vanaf 1 februari 2021 algemene bijstand op basis van de Tozo worden aangevraagd met terugwerkende kracht tot en met de eerste van de maand voorafgaand aan de aanvraag. Ook gedurende Tozo 4 kan met terugwerkende kracht aangevraagd worden tot de eerste van de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt ingediend (maar niet verder terug dan 1 april 2021, de ingangsdatum van Tozo 4).
Uitstel van terugbetalingsverplichting bij een lening bedrijfskapitaal
De terugbetalingsdatum wordt met maximaal zes maanden wordt uitgesteld tot 1 juli 2021. Het uitstel geldt uniform voor alle zelfstandig ondernemers die vóór 1 januari 2021 de Tozo-lening zijn aangegaan. Voor de zelfstandig ondernemers die deze lening na 1 januari 2021 aangaan, geldt dat zij niet direct hoeven te starten met terugbetaling, maar pas op 1 juli 2021. Tevens wordt voor alle Tozo-leningen de looptijd (de periode vanaf het moment van verstrekking tot het moment waarop deze moet zijn terugbetaald) met zes maanden verlengd, van 3 jaar naar 3½ jaar. Gedurende de maanden januari 2021 tot en met juni 2021 wordt bovendien geen rente opgebouwd.
Vergoeding voor onverschuldigd verleende voorschotten
Met het oog op uitvoerbaarheid en helderheid is met gemeenten overeengekomen om een eenmalige forfaitaire vergoeding te regelen. Op basis van de historische incassoratio’s met betrekking tot de Participatiewet, de Werkloosheidswet en andere regelingen, is het redelijk om de verwachte oninbaarheid te bepalen op 30% van het totaalbedrag van de vorderingen.
De vergoedingsregeling is specifiek bedoeld voor voorschotten welke gemeenten hebben verleend op bijstandsaanvragen levensonderhoud die zijn ingediend voor 22 april 2020, de datum waarop de Tozo in werking is getreden, na publicatie van het besluit op 21 april 2020. De onverschuldigd verleende voorschotten op later ingediende bijstandsaanvragen vallen buiten de vergoedingsregeling. Het feit dat voor 1 juni 2020 ingediende aanvragen geacht worden te zijn ingediend op 1 maart 2020, doet hieraan niet af. De feitelijke indieningsdatum van de aanvraag is bepalend.
Snelle vaststelling van de bijstandskosten
Het besluit bevat enkele bepalingen ter bevordering van een snelle vaststelling van de bijstandskosten en de vergoeding ervan aan gemeenten.
Meer informatie: Besluit van 15 maart 2021, Stb. 2021, 137
Geef een reactie