Mr. Peer Caljé geeft een commentaar op een arrest van de Hoge Raad waarin de Hoge Raad oordeelt dat de Belastingdienst aan een fiscale eenheid omzetbelasting ook een verzuimboete kan opleggen.
Drie bv’s vormden een fiscale eenheid voor de omzetbelasting. Aan die fiscale eenheid was een verzuimboete opgelegd in de zin van artikel 67c AWR. Reden was het niet betalen van de aangegeven omzetbelasting.
Oordeel van de rechtbank
Bij de rechtbank was in geschil of de Belastingdienst aan een fiscale eenheid een verzuimboete in de zin van artikel 67c AWR kan opleggen. De rechtbank oordeelde dat dat mogelijk was en wel op basis van de artikelen 5:1 Awb en 67c AWR.
Fiscale eenheid kan verzuimboete krijgen
In (sprong)cassatie oordeelt de Hoge Raad dat in artikel 67c AWR de fiscale eenheid als ‘de belastingplichtige’ is aangewezen die voor beboeting in aanmerking komt. Volgens de Wet op de omzetbelasting is de fiscale eenheid de omzetbelasting verschuldigd. Dan is de fiscale eenheid daarmee de belastingplichtige als bedoeld in artikel 67c AWR aldus de Hoge Raad. De Belastingdienst moet dan de verzuimboete aan de fiscale eenheid opleggen. Dat in de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat natuurlijke personen, rechtspersonen en daarmee op één lijn te stellen entiteiten overtredingen kunnen begaan, maakt dit niet anders. De wetgever heeft immers met artikel 5:1 lid 3 Awb de in de AWR bestaande kring van overtreders, waaronder de fiscale eenheid in de zin van de omzetbelasting, niet willen inperken.
Commentaar mr. Peer Caljé
Taxence vroeg mr. Peer Caljé, verbonden aan Andringa & Caljé Advocaten te Rotterdam, om een reactie op dit arrest.
‘De Hoge Raad hakt een knoop door die formeel recht specialisten verdeeld hield. Kan de fiscale eenheid een boete opgelegd krijgen? De tegenstanders zagen in artikel 5:1 Awb dat bepaalt wie als overtreder kan worden aangemerkt aanleiding te betogen dat de fiscale eenheid niet daaronder is te scharen. De fiscale eenheid is namelijk evident geen natuurlijk persoon maar ook geen rechtspersoon noch valt deze gelijk te stellen met een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, maatschap, rederij of doelvermogen. Strikt naar de wettekst bemeten zou de fiscale eenheid dus niet als boeteling kunnen worden aangemerkt waarbij straffeloosheid op de loer zou komen te liggen. De Hoge Raad heeft dit ‘lek’ in bovenstaand arrest dus gedicht. Van een groot lek kan echter nauwelijks worden gesproken aangezien volgens conclusie van A-G Ettema in de zaken waarin een fiscale eenheid beboet werd dit nauwelijks tot procedures leidde.
Het oordeel doet ook niet af aan de rechtsbescherming die fiscale eenheid en diens onderdelen genieten. De fiscale eenheid kan een boete in bezwaar, (hoger) beroep en cassatie bestrijden. En ook voor de onderdelen van de fiscale eenheid geldt dat zij evenzeer tot in hoogste instantie de aansprakelijkheid voor de boete kunnen betwisten als zij aansprakelijk worden gesteld. Daarbij is het aan de ontvanger om te bewijzen dat het belopen van de boete door de fiscale eenheid, aan het betreffende onderdeel van de fiscale eenheid is te wijten.
De vraag is wel hoe HR (strafkamer) 29 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1362 zich tot dit arrest verhoudt. Daarin oordeelde de Hoge Raad dat als belastingplichtige niet de fiscale eenheid kan worden aangemerkt zoals de Hoge Raad thans doet, maar de onderdelen van de fiscale eenheid gezamenlijk. Daar zal ongetwijfeld de Hoge Raad zich nog in de toekomst mogen uitspreken.’
Binnenkort verschijnt een uitgebreid commentaar van mr. Peer Caljé in het NTFR. Nog geen abonnee? Klik dan hier om 3 maanden kennis te maken met NTFR.
Wet: art. 67c AWR, art. 5:1 awb en art. 51 lid 3 Sr
Geef een reactie