Een buitenlands beleggingsfonds kon net zoals een fiscale beleggingsinstelling recht hebben op een teruggaaf van ingehouden dividendbelasting. Maar dan moest wel een heffing plaatsvinden bij de ontvangers van een (fictieve) dooruitdeling.
Een in het Verenigd Koninkrijk (VK) gevestigd beleggingsfonds verzocht om teruggaaf van dividendbelasting. De Belastingdienst had deze teruggaaf geweigerd. In een eerder arrest had de Hoge Raad geoordeeld dat de fiscus aan een buitenlands beleggingsfonds tot 2008 een teruggaaf van dividendbelasting kon geven. In dat geval moest zo’n beleggingsfonds wel voldoen aan de voorwaarden van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s). Tot deze voorwaarden behoorde de dooruitdelingseis. Men voldeed onder meer aan de dooruitdelingseis als op grond van de in de lidstaat van vestiging geldende regelgeving de gehele voor uitdeling beschikbare winst, berekend naar Nederlandse maatstaven werd geacht te zijn uitgekeerd. Deze beschikbare winst moest ook bij de participanten zijn betrokken in de belastingheffing van de lidstaat van vestiging van het fonds. Zie ook: ‘Buitenlands beleggingsfonds krijgt dividendbelasting terug’ en NTFR 2020/3011.
Geen vergelijkbare heffing
In het onderhavige geval staat vast dat het recht van het VK niet voorzag in een heffing van buitenlandse aandeelhouders in een in het VK gevestigde beleggingsinstelling. Tenminste, voor zover die instelling niet feitelijk dividenduitkeringen aan haar aandeelhouders heeft verricht. Dit brengt mee dat het desbetreffende fonds met betrekking tot de dooruitdelingseis niet vergelijkbaar is met een fbi. De inspecteur heeft dus terecht de teruggaaf van dividendbelasting geweigerd.
Afdrachtvermindering
Overigens heeft Hof Den Bosch prejudiciële vragen voorgelegd aan de Hoge Raad over de Nederlandse behandeling van portfoliodividenden uitgekeerd aan een beleggingsfonds in het VK. Maar deze vragen zien niet op de teruggaafregeling, maar op de sinds 2008 geldende afdrachtvermindering van dividendbelasting. De Hoge Raad beantwoordt dat de afdrachtvermindering in economische zin niet gelijk is aan de teruggaafregeling. Anders dan bij de teruggaafregeling, bepaalt niet de ten laste van de fbi ingehouden dividendbelasting de omvang van de tegemoetkoming. Het is de door de fbi gedane uitdeling van haar winsten als gevolg waarvan de fbi dividendbelasting wordt verschuldigd die uiteindelijk ten laste komt van haar aandeelhouders. Die winst bestaat echter niet slechts uit de door de fbi ontvangen dividenden, maar wordt mede bepaald door de kosten en lasten van de fbi.
Geen onderscheid
Verder maakt de afdrachtvermindering geen onderscheid tussen een buitenlands beleggingsfonds en een fbi wat betreft door hen ontvangen Nederlandse of buitenlandse dividenden. In beide gevallen bestaat geen recht op teruggaaf van daarop ingehouden dividendbelasting of bronheffing. Daarom valt niet in te zien dat het niet in aanmerking komen voor de afdrachtvermindering een beperking zou kunnen vormen van de vrijheid van kapitaalverkeer.
Verdrag: art. 63 VWEU
Wet: art. 10 en 11a Wet DB en art. 28 Wet Vpb 1969
Bronnen: Hoge Raad 9 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:503, 17/06076 en Hoge Raad 9 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:506, 19/00104
Geef een reactie