Als de participatiebewijzen in een buitenlandse trust niet vrij verhandelbaar zijn, is zo’n trust niet te vergelijken met een fonds voor gemene rekening. Deze buitenlandse trust komt dan niet in aanmerking voor een teruggaaf, zo bevestigt de Hoge Raad.
Een Schotse trust die fungeerde als beleggingsfonds had met een beroep op het Unierecht om teruggaaf verzocht van ingehouden Nederlandse dividendbelasting op uitgekeerde portfoliodividenden. Hof Den Bosch heeft geoordeeld dat de Schotse trust niet vergelijkbaar is met een in Nederland gevestigd fonds voor gemene rekening. De reden is dat zijn participatiebewijzen niet vrij verhandelbaar zijn. Dit brengt mee dat men de Schotse trust naar Nederlandse maatstaven als een transparant lichaam moet aanmerken. De trust komt daarom niet voor teruggaaf in aanmerking. Zie ook NTFR 2018/720 en ‘Geen teruggaaf dividendbelasting voor transparante entiteit’. De Hoge Raad onderschrijft dit oordeel. De eis van vrije verhandelbaarheid van de participatiebewijzen is zonder onderscheid van toepassing op ingezeten en niet-ingezeten fondsen. Bovendien is het geen eis die slechts is te vervullen door ingezeten fondsen. Van enige strijdigheid met de vrijheid van kapitaalverkeer is daarom geen sprake.
Verdrag: art. 63 VWEU
Wet: art. 10, eerste lid en 11a Wet DB en art. 2, tweede lid, 3, eerste lid en 28 Wet Vpb 1969
Bron: Hoge Raad 16 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:582, 18/01052
Geef een reactie