Wie is aangewezen als importeur, kan onder voorwaarden de btw aftrekken die vanwege de invoer van hem is geheven. Hij moet de geïmporteerde goederen dan wel gebruiken voor btw-belaste prestaties. Bijvoorbeeld door de prijs van de geïmporteerde goederen op te nemen in de prijs van zijn geleverde goederen en diensten. Een diefstal van geïmporteerde goederen kan dit aftrekrecht in de weg zitten.
Een bv was de beheerder van een particulier douane-entrepot van waaruit eind 2012 een partij nikkel van een derde was gestolen. Omdat de partij nikkel hierdoor aan een douaneregime was onttrokken, was van de bv wegens invoer van de partij nikkel btw geheven. In geschil is of de bv bij haar aangifte over mei 2013 de geheven btw in aftrek mag brengen. Hof Den Bosch (NTFR 2018/2254) heeft die vraag ontkennend beantwoord.
Aftrek voorbelasting
Maar in de cassatieprocedure zet de Hoge Raad het volgende uiteen. Een ondernemer heeft het recht de btw af te trekken die hij in het tijdvak van aangifte verschuldigd is geworden ter zake van invoer van voor de ondernemer bestemde goederen. Maar dan moet wel zijn voldaan aan bepaalde voorwaarden. Bovendien geldt alleen een recht op aftrek van voorbelasting voor zover de ondernemer de goederen gebruikt voor belaste handelingen. De verschuldigde btw komt echter pas in aanmerking voor aftrek wanneer de ondernemer in het bezit is van het document waarin de verplichting tot betaling is vastgelegd.
Document dat invoer bewijst
Verder geldt voor het aftrekrecht de voorwaarde dat de belastingplichtige in het bezit is van een document waaruit de invoer blijkt. Dat document moet de btw-ondernemer aanduiden als degene voor wie de ingevoerde goederen zijn bestemd als de importeur. Onder importeur moet men verstaan degene die door de lidstaat van invoer is aangewezen of erkend als de persoon die de btw moet voldoen. Dat geldt ook in het geval dat de btw-schuld is ontstaan doordat de goederen niet op regelmatige wijze in het economische verkeer van de Unie zijn gebracht.
Goederen voor ondernemer bestemd
De importeur kan de uitoefening van het aftrekrecht niet worden geweigerd op de grond dat uit de uitnodiging tot betaling (utb) niet blijkt dat de goederen voor hem waren bestemd. Die belastingplichtige is dus niet bij voorbaat uitgesloten van het aftrekrecht van btw die ter zake van de invoer van hem als de importeur is geheven door de lidstaat waar de goederen in het economische verkeer zijn gebracht. Wordt de btw geheven van een ondernemer die is aangewezen als degene die de btw is verschuldigd? Dan is deze ondernemer ook de ondernemer voor wie de goederen ten tijde van de invoer zijn bestemd. Deze ondernemer heeft de goederen in het kader van zijn bedrijfsactiviteiten betrokken uit een derde land. Of hij heeft de goederen op het tijdstip waarop zij werden ingevoerd gebruikt in het kader van zijn bedrijfsactiviteiten.
Geen gebruik voor belaste handeling
De omstandigheid dat een belastingplichtige is aangewezen als de importeur volstaat echter voor hem niet om de ter zake van invoer van hem geheven btw in aftrek te mogen brengen. Daarvoor is vereist dat de importeur de goederen (in dit geval de partij nikkel) gebruikt voor belaste handelingen. Personen die goederen invoeren waarvan zij niet de eigenaar zijn (zoals de bv), kunnen het aftrekrecht niet zomaar uitoefenen. Daartoe zullen zij de kosten van de ingevoerde goederen moeten opnemen in de prijs van de bijzondere handelingen in een later stadium. Of in de prijs van goederen en diensten die de btw-ondernemer verricht in het kader van zijn economische activiteit. Dat is hier niet aan de orde. Dat de bv de van haar geheven btw nadien op niemand heeft kunnen verhalen, is geen omstandigheid die een recht op aftrek doet ontstaan. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de bv de aanschafkosten heeft moeten dragen van een vervangende partij nikkel. Uiteindelijke verklaart de Hoge Raad het cassatieberoep van de bv ongegrond.
Wet: art. 15, eerste lid, onderdeel c sub 1° Wet OB 1968
Bron: Hoge Raad 30 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:674, 18/02889
Geef een reactie