Het besluit inzake het belastbare feit voor de overdrachtsbelasting is geactualiseerd. In het besluit zijn nieuwe goedkeuringen opgenomen voor de situatie van afstand van een recht van opstal tegen verkrijging van een onverdeeld aandeel in een onroerende zaak en voor een verkrijging van aandelen als gevolg van een juridische moeder-dochterfusie.
Voor een duidelijker overzicht zijn de onderdelen uit het besluit van 15 oktober 2015 vernummerd en per onderwerp in het besluit opgenomen. De onderdelen 2 tot en met 5 behandelen respectievelijk de verkrijging (artikel 2 lid 1 WBR), de verkrijging van economische eigendom (artikel 2 lid 2 tot en met lid 7 WBR), de uitgezonderde verkrijgingen (artikel 3 WBR) en de verkrijging van fictieve onroerende zaken (artikel 4 WBR). Het beleid is hierbij in verschillende subonderdelen opgenomen.
In onderdeel 2.2 is verduidelijkt dat het een situatie betreft waarbij de oprichter handelt ten behoeve van de op te richten vennootschap. De onderdelen 2.3 en 5.4 zijn nieuw. Onderdeel 2.3 bevat een goedkeuring voor de situatie van afstand van een recht van opstal tegen verkrijging van een onverdeeld aandeel in een onroerende zaak, die daarna wordt gesplitst in appartementsrechten. Onderdeel 5.4 bevat een goedkeuring voor de verkrijging van aandelen in een OZR als gevolg van een juridische moeder-dochterfusie. Verder is in de onderdelen 5.1 (Certificeren van aandelen) en 5.2 (Ongedaanmaking van certificering) een voorwaarde aangepast. Voor de goedkeuringen is niet meer vereist dat alle aandeelhouders hun aandelen certificeren of dat alle certificaathouders hun certificaten omwisselen voor de onderliggende aandelen.
De overige onderdelen van het besluit zijn overgenomen uit het genoemde besluit van 15 oktober 2015. Daarbij zijn ter verduidelijking enkele redactionele aanpassingen aangebracht zonder inhoudelijke gevolgen.
Wettelijke vermindering
De goedkeuringen in dit besluit zijn verleend met toepassing van artikel 63 AWR (de hardheidsclausule).
Voor de in dit besluit opgenomen goedkeuringen geldt verder het volgende. Door toepassing van artikel 9 lid 4 of artikel 13 WBR kan het bedrag aan verschuldigde overdrachtsbelasting worden verminderd. Deze wettelijke vermindering geldt ook als bij een voorgaande verkrijging een tegemoetkoming op grond van een goedkeuring uit dit beleidsbesluit is verleend. Het is uiteraard ongewenst dat een beroep wordt gedaan op vermindering van overdrachtsbelasting op grond van artikel 9 lid 4 of artikel 13 WBR als bij een voorgaande verkrijging de heffing op grond van een goedkeuring geheel of gedeeltelijk achterwege is gebleven. Daarom geldt voor elke in dit besluit opgenomen goedkeuring de voorwaarde dat deze komt te vervallen en dat de door de goedkeuring niet geheven belasting alsnog verschuldigd is, voor zover bij een toekomstige verkrijging een beroep wordt gedaan op artikel 9 lid 4 of artikel 13 WBR.
Dit besluit treedt in werking op 7 mei 2021.
Bron: Ministerie van Financien, 23 april 2021, nr. 2021-64140, Stcrt. 2021, nr. 22617.
Geef een reactie